Ofschoon hij over grote delen van Afrika is verspreid, zal men de reuzenrat of reuzenwangrat maar zelden in het wild zien; hij komt voornamelijk ’s nachts te voorschijn en is bovendien nogal schuw. Maar ook – en dat zou men gezien zijn formaat van een centimeter of tachtig en z’n typische ratte-uiterlijk niet verwachten – heel timide en vriendelijk.
Wanneer hij wordt opgepakt, schijnt hij zich zelden of nooit te verweren. Teruggezet op de grond gaat hij gewoon door met datgene waarmee hij bezig was en dat zal vrijwel altijd het zoeken van voedsel zijn. Dit bestaat voornamelijk uit plantaardige kost, zaden, noten en vruchten, waarvan hij een flinke portie in zijn ruime wangzakken kan opslaan. Het wordt overgebracht naar de speciale voorraadkamer van zijn onderaardse woning. Daarnaast schijnt hij ook dierlijk voedsel, insekten bijvoorbeeld, niet te versmaden. Mensen die het onderkomen van de rat hebben onderzocht, beweren dat het uit verschillende kamers bestaat, waarvan een zelfs als toilet dienst doet. Om uitdroging te voorkomen zou de rat zijn voedsel met steeds nieuwe groene bladeren afdekken. Het hol ligt bij voorkeur op een vochtige, schaduwrijke plaats, bijvoorbeeld aan de voet van een boom, en heeft verschillende vluchtgangen die vlak onder het aardoppervlak eindigen.
Ze schijnen echter maar zelden te worden gebruikt, want een in zijn hol verraste rat graaft gewoonlijk dieper in plaats van naar boven te komen. Als woning schijnen ook vaak oude termietenheuvels te worden gebruikt. Het graven gebeurt waarschijnlijk niet met de klauwen, die daar veel te zwak voor lijken, maar met de voorste snijtanden, waarna de aarde met de poten naar achteren wordt gewerkt.
Merkwaardig is het door verscheidene onderzoekers gemelde feit dat de vacht van praktisch elke reuzenrat ‘vol’ zit met bepaalde oogloze en vleugelloze insekten. Het schijnen geen echte parasieten te zijn maar gasten, die leven van huidschubben en een schimmel die op de haren van de rat groeit, nuttige logés dus.
■ Totale lengte 60-85 cm; staart 35-45 cm; gew. 1-1.6 kg. Lange snorharen tot 10 cm.
Bovenzijde variërend van lichtgrijs tot donker grijsbruin; onderzijde wit. Kalige geschubde staart met korte haartjes, aan eind witachtig.
Voedsel: Zaden, noten, vruchten, bladeren e.d.; ook dierlijk, zoals insekten e.d.
Draagtijd 42 d; 2-4 jongen, zijn kaal, blind en hulpeloos. Na 2 weken ogen open, na 5 weken min of meer zelfstandig.
Leeft bij voorkeur in nabijheid van water. Wordt graag door inboorlingen gegeten. Zie ook knaagdieren.
Giant Rat, Giant Pouched Rat • Riesenratte, Riesenhamsterratte • Rat géant
Cricetomys gambianus.