Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Panter

betekenis & definitie

Wie het geluk heeft gehad, panters een tijdje in hun natuurlijke omgeving te kunnen bestuderen, heeft voor altijd zijn hart aan deze prachtige katten verpand. In de dierentuin had ik steeds al grote bewondering voor ze.

Daar kan men al een goede indruk krijgen van wat ze waard zijn. Fenomenaal zijn bijvoorbeeld hun capaciteiten bij het springen en klimmen. In het spel met elkaar geven ze daar al blijk van zo’n verbluffende soepelheid dat het niet moeilijk is zich voor te stellen, hoe het dier zich in het wild gedraagt en zijn prooi aanvalt. Door over zijn speelkameraad heen hoog tegen een achterliggende muur te springen, ziet de kat in een flits kans, zijn ‘tegenstander’ in de rug aan te vallen. Sprongen van de grond tegen een muur en van daar direct tegen een haaks erop staande wand, zijn gewone spelletjes, die in kleinere ruimten kunnen worden uitgebreid door in razende vaart drie muren achter elkaar te ‘nemen’. Veel van die ongelooflijke soeplesse en kracht heb ik ook in Afrika kunnen zien, vooral gedurende een wekenlange observatie van een aantal panters in Serengeti.

Het plezierige daar was dat ze hun natuurlijke angst voor de mens, waardoor ze zich elders altijd schuil houden, geheel hadden afgelegd en zich gedroegen alsof er geen terreinwagen met mensen bestond. Ja, eens toen we een panter volgden die achter een rietbok aansloop, maakte het dier zelfs van de auto gebruik door zich er achter te verschuilen en van daar een aanval op zijn prooi te doen. De rietbok had het spelletje echter door en verdween zigzaggend in het hoge gras. Steeds weer konden we panters tot op vrij korte afstand benaderen, zonder dat ze zich door ons lieten storen. Kwamen we te dichtbij, dan trokken ze soms, zacht blazend, de bovenlip wat op. Reden we een paar meter terug, dan schenen we niet meer te bestaan. Panters zijn geduchte jagers die praktisch elk dier grijpen beneden het formaat van laten we zeggen een volwassen zebra. Tal van dieren heb ik in Afrika in mikken van bomen zien hangen, de plaats waar panters hun prooi heenslepen in streken waar op de grond andere rovers, zoals leeuwen en hyena’s, op buit uit zijn. Ook grote prooi, even zwaar en zelfs zwaarder dan zijzelf, weten ze met gemak tegen een metershoge kale stam op te zeulen. Hun klauwen zijn verbijsterend sterk. Met de buit stevig tussen de kaken geklemd, de rest ervan tussen de poten bengelend, klauteren ze naar boven, waarbij de nagels diep in de boomstam worden geslagen. Een onderzoeker heeft eens – gruwelijke ontdekking – in een boom het lichaam van een volwassen man aangetroffen, er door een panter ingesleept. Een ander maal is gezien hoe een panter met een prooi van ongeveer veertig kilo – drie kwart van zijn eigen gewicht – in één enkele sprong op een drie meter hoge rots wist te komen.

Zelf heb ik verscheidene rietbokken, flinke antilopen van al gauw een kilo of veertig, in bomen aangetroffen. Rietbokken komen in Serengeti veelvuldig langs rivieroevers voor en zijn daar een geliefkoosde prooi van de katten. Een panter, die we iedere dag een tijd observeerden, haalde, als hij wilde eten, de door hem gevangen rietbok uit de mik waarin hij hem had opgehangen en sjouwde hem een paar meter omhoog, waar de antilope goed werd klemgezet in een gevorkte tak. Was hij uitgegeten, dan rukte hij de restanten los en liet deze weer in de mik zakken, waar de prooi bijna helemaal in schuil ging. Hij hield er kennelijk een eet- en een voorraadkamer op na. Een dag of vier heeft hij met de rietbok gedaan, tot er alleen de poten, kop en wat door huid omhulde botten over waren. De daarop volgende ochtend was alles verdwenen.

Verscheidene malen heb ik ook vogels in bomen zien hangen; een keer waren twee ooievaars letterlijk over de takken gedrapeerd, dood, maar verder nog onaangeroerd. De dader lag op een andere tak te slapen. Vlak bij deze boom ontdekten we een half afgegeten jakhals tussen de takken, ten bewijze dat panters niet kieskeurig zijn.

Toen bij het gereedkomen van de Karibadam, op de grens van Zambia en Rhodesië, een enorm meer ontstond dat grote gebieden onder water zette, rukte een internationale reddingsploeg uit, die in vele maanden van hevig zwoegen duizenden en duizenden dieren van de verdrinkingsdood redde. Daarbij kwam men ook op een piepklein eilandje, waarop zich een panter, een bosbok en twee duikers bevonden. In plaats van achter de gemakkelijk te verschalken antilopen aan te gaan, lag de panter op een boven het water uitstekende tak te … vissen. Elke langszwemmende tilapia – een grote zoetwatervis – wipte hij met een snelle beweging van een poot uit het water. Men heeft ook eens een panter gezien die alle keutels van buffels naliep en de daarop rondklauterende mestkevers opat.

Met al deze voorbeelden willen we alleen maar aantonen dat de panter een veelzijdig dier is, dat enerzijds insekten eet, maar aan de andere kant een woeste vechtjas is. Bekend is de nooit aflatende strijd met de zeer weerbare bavianen die, dank zij hun roofdierachtige hoektanden, een enkele keer zelfs wel de overwinning behalen. Panters behoren tot de weinige dieren die de grote apen in toom kunnen houden. In streken waar de katten – door stropen ten behoeve van de mode – geheel of nagenoeg zijn verdwenen, breidt het aantal bavianen zich zo snel uit dat ze een ernstige plaag worden. Aan talloze kleinere dieren maken ze het leven onmogelijk. In tijden van voedselschaarste dringen panters soms dorpen en zelfs woningen binnen om vee en andere huisdieren te roven. Ofschoon ze mensen gewoonlijk uit de weg gaan, ontpopt een enkel exemplaar zich wel eens als menseneter.

Panters zijn prachtige dieren. En, als ze in een boom zitten, op sommige momenten bepaald koddig. Zoals het op z’n gemak wat rondkijkende mannetje dat we in een zogenaamde ‘worstboom’ aantroffen, een boom die vruchten draagt welke sprekend op grote leverworsten lijken. De panter zat met het achterwerk dwars op een tak, de staart aan de ene, de achterpoten aan de andere kant naar beneden bengelend. De voorpoten rustten op een hoger gelegen tak, waardoor het dier keurig aan een lessenaar scheen te zitten.

Die afhangende staart is vrijwel het enige, waaraan men een panter in een boom kan herkennen. De luipaardkenner zoekt in de wirwar van takken niet naar het dier zelf; dat is door z’n vlektekening en kleur te goed gecamoufleerd tussen het grillige samenspel van takken en zonneplekjes. Alleen de recht naar beneden hangende staart vormt een opvallend rechte streep in het onregelmatige lijnenspel. Panters die zich hebben volgegeten, zijn soms een beetje meelijwekkend. Het is vaak een raadsel, hoe ze, op de takken uitgestrekt, hun evenwicht kunnen bewaren en bovendien nog lekker kunnen slapen. Veelal rusten alleen kop en achterlichaam op de takken; de dikke buik bungelt zo’n beetje in de ruimte.

De gevlekte katten leven in een groot aantal variëteiten in Afrika en geheel Zuid-Azië, zowel in laaggelegen vlakten met struikgewas – en dan het liefst in de buurt van rivieren of ander water – in vochtige oerwouden als op berghellingen tot 3000 meter boven de waterspiegel. Door de reeds genoemde vraag van het monster Mode komen ze nergens meer overvloedig voor; in grote gebieden zijn ze uiterst zeldzaam en mogelijk reeds uitgestorven. In het seizoen 1967-68 werden alleen al in de Verenigde Staten 20.000 panterhuiden geïmporteerd. Via Addis-Abeba, een van de vele handelscentra, worden er jaarlijks 8000 naar het Westen verzonden. Ruw geschat worden er jaarlijks in Oost-Afrika tussen de 40.000 en 50.000 gedood. Het zijn schrikbarende aantallen die doen vrezen dat de fraaie kat nog in onze tijd in het wild zal zijn verdwenen.

In uiterlijk lijken panters veel op hun Zuidamerikaanse familieleden, de ►jaguars. Panters zijn wat gracieuzer gebouwd en hebben een vlektekening van grillig gevormde donkere kringen waarvan het midden effen lichtgekleurd is, terwijl de jaguar er doorgaans enkele donkere vlekken in heeft. Het meest betrouwbare verschil is echter te vinden in de staart, die bij de panter tijdens het lopen van de grond moet worden gehouden. De jaguar heeft een aanmerkelijk korter lichaamsdeel dat de bodem niet raakt.

Het is nog niet zo lang geleden – vrij recente literatuur spreekt er nog van – dat geboorten van pantertjes in gevangenschap tot de uitzonderingen behoorden. Door verbeterde voeding en verzorging zien er tegenwoordig echter heel wat het levenslicht. In Artis waren zelfs eens vier generaties in leven, waarvan de zichtbaar oude grootmoeder meer dan twintig jaar was. Vele tientallen jongen heeft zij in de loop der jaren voortgebracht.

Het feit dat de voortplanting in gevangenschap geen problemen meer oplevert, maakt de kans redelijk groot dat de panter niet helemaal van de aardbodem zal verdwijnen.

Totale lengte 2-2.50 m; staart 80-100 cm; schouderh. 50-70 cm; gew. 50-80 kg. Wijfjes zijn kleiner. Grootte kan per streek verschillen.

Gele of goudkleurige vacht met donkere vlekken of rozetten. Geelwit aan buikzijde. Komen ook ►zwarte panters voor.

Voedsel: Dierlijk, van insekten, hagedissen, kleine vogels tot antilopen, apen enz.

Draagtijd 90-95 d; 1-4 jongen, worden in hol ter wereld gebracht; zijn dan blind en hulpeloos.

Leeft solitair, behalve in paartijd. Wijfje ook wel in gezelschap bijna volwassen jongen. Zie ook katten.

Leopard • Panter, Leopard • Léopard

Panthera pardus.

< >