Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Okapi

betekenis & definitie

Een van de fraaiste, zeldzaamste en geheimzinnigste bewoners van een dierentuin is de uitsluitend in het Ituriwoud in Kongo levende okapi, het bosbewonende familielid van de giraffe. Hij is fraai wegens de glanzend roodbruine huid, de witte ringen en strepen aan voor- en achterpoten, de fijne spitse kop en de grote oren.

En geheimzinnig wegens het feit dat het tot deze eeuw heeft geduurd aleer hij door de Westerse mens werd ontdekt. Het was in 1900 dat de gouverneur van Oeganda, Sir Harry Johnston, op een Belgische militaire post een paar repen gestreepte huid in handen kreeg die hij niet kon thuisbrengen. Ze waren afkomstig van kannibalistische pygmeeën, die de stroken als talisman, ter bescherming tegen ziekten en onheil, om hun middel droegen. Aanvankelijk dacht men met een zebra te doen te hebben, maar toen in 1901 een paar schedels en een complete huid in Londen arriveerden, ging er een enorme deining door de wetenschappelijke gelederen. Men wilde nauwelijks geloven dat er in de twintigste eeuw nog een onbekend zoogdier in Afrika leefde. In 1907 kreeg men eindelijk een levende jonge okapi in handen; helaas leefde het dier niet lang. Acht jaar later, in de Eerste Wereldoorlog dus, ving men weer een exemplaar, een heel jong dier, dat men in Kongo vier jaar in leven wist te houden.

In 1919 was het eindelijk mogelijk het dier naar Antwerpen te transporteren. Nauwelijks twee maanden later was ook deze okapi dood. Pas met de tweede okapi die in Europa arriveerde, in 1928, ging het goed. Hij leefde vijftien jaar in de Antwerpse dierentuin. Vóór de Tweede Wereldoorlog konden maar heel weinig dierentuinen in de wereld zich erop beroemen, een okapi in de collectie te hebben. Erna konden er meer mee worden verblijd, vooral dank zij het feit dat transport per vliegtuig kon geschieden wat aanzienlijk minder risico’s en minder slachtoffers opleverde dan het langdurige vervoer per boot.

Voor de okapi zelf was zijn ontdekking minder fortuinlijk. Hij was in de tot dan toe maagdelijke bossen niet langer veilig meer; vangexpedities trokken er op uit, geholpen door de plaatselijke bevolking. Gelukkig greep de toenmalige Belgische overheid spoedig in; de okapi werd streng beschermd en mocht zonder vergunning niet meer worden gejaagd of gevangen. Na de laatste oorlog is men nog een stap verder gegaan door met medewerking van de dierentuin in Antwerpen een speciaal vang- en fokstation in te richten in Epulu. Van daaruit werden ieder jaar enige okapi’s aan zoölogische tuinen toegewezen. Het station was perfekt uitgerust met grote perken van ongeveer drieduizend vierkante meter, in ieder waarvan drie tot vijf wijfjes en een mannetje werden gehouden.

De dieren waren of ter plaatse gefokt of in opdracht van de leiding door inboorlingen in valkuilen gevangen. Grote aandacht werd er door artsen aan de gezondheidstoestand van de dieren besteed. Okapi’s zijn namelijk vrij vaak met ingewandswormen besmet. Wordt zo’n dier naar Europa verzonden, dan is de kans groot dat, door de minder goede conditie waarin de okapi als gevolg van transport en verandering van milieu komt te verkeren, de parasieten de overhand krijgen en hun gastheer te gronde richten. Hoe beter er dus in Afrika al tegen de wormen wordt opgetreden, des te meer kansen hebben de okapi’s in gevangenschap buiten het zwarte werelddeel. Vanzelfsprekend moet ook in die dierentuinen alles worden gedaan om een eventuele infectie te bestrijden en herinfectie te voorkomen. Goed schoonhouden van de stallen en snel opruimen van de mest – en daarmee de wormeieren – zijn een eerste vereiste.

Helaas is aan deze prachtige organisatie een eind gekomen bij het onafhankelijk worden van Kongo en de daarbij gevoerde strijd. Epulu werd opgeheven en gedeeltelijk verwoest. De okapi’s gingen eveneens een zware tijd tegemoet; naar de schaarse berichten in die periode meldden, werden er vele door hongerige soldaten gedood. De berichten van de laatste jaren zijn gelukkig gunstiger. Het werk in Epulu is weer ter hand genomen en het aantal nog in het Ituriwoud levende okapi’s schijnt groter dan men had durven hopen. Hoe veel er nog zijn, is echter niet bekend.

Okapi’s zijn nauw verwant aan de giraffe; beide soorten zijn in één familie ondergebracht. De giraffe hoort thuis in het meer open terrein; de okapi is de typische bewoner van het dichte, tropische regenwoud. Over zijn leefwijze in het wild weten wij, vooral door de moeilijke toegankelijkheid van het gebied, nog maar heel weinig. In dierentuinen leven er op het moment ongeveer 50, waarvan er meer dan 30 in gevangenschap zijn geboren. Een weliswaar gering, maar gezien de fokresultaten hoopvol aantal. De eerste werd in 1954 in Antwerpen gefokt.

Totale lengte 2.40-2.60 m; staart 30-40 cm; schouderh. 1.40-1.60 m; gewicht 200-300 kg.

Donker roodbruin met fluwelen glans. Voor- en achterpoten gedeeltelijk wit, gedeeltelijk met witte ringen. Witte strepen aan achterdeel romp. Witte wangen.

Voedsel: Bladeren van verschillende bomen.

Draagtijd 14-15 maanden; 1 jong, is bij geboorte 75 cm hoog en 20 kg zwaar; wordt 6 mnd. gezoogd.

Overeenkomsten met giraffe: Lange tong, waarmee zelfs in oren kan worden gekomen. Mannetje heeft duidelijke horens. Moet voorpoten spreiden om van de grond te eten.

Okapi • Okapi • Okapi

Okapia johnstoni.

< >