Een heel fraaie vertegenwoordiger van de kleine katten is de ocelot, ook wel pardelkat genoemd, een sierlijk en soepel dier met een prachtige gevlekte vacht en naar verhouding grote ogen, die op een nachtelijke leefwijze duiden. Evenals de grotere jaguar komt de ocelot in een aantal, zowel in tekening als afmetingen aanmerkelijk van elkaar afwijkende vormen voor in nagenoeg geheel Zuid- en Midden-Amerika.
Ook op enkele plaatsen in het zuiden van de Verenigde Staten, onder andere in de beroemde Rio Grande-vallei in Texas, wordt het dier aangetroffen. Zoveel verschillen ocelots in het reusachtige verspreidingsgebied van elkaar, dat het moeilijk is ze als één soort te beschouwen. In afmetingen variëren ze van een flinke huiskat tot een rover die wel voor een kleine jaguar kan worden aangezien, zoals de Braziliaanse vorm. Het zijn in hoofdzaak echte bosdieren die uitstekend kunnen klimmen. Hun prooi, vogels, kleine zoogdieren, slangen en dergelijke dieren vangen ze dan ook dikwijls in de bomen. Doch ook op de grond – en zeker de exemplaren die hun woongebied op open terrein hebben – zijn het geduchte jagers die jonge herten, pecari’s en agoeti’s aanvallen.
Zelfs in streken waar ze veelvuldig voorkomen, worden ze door de mens maar zelden gezien. Als nachtdier houden ze zich overdag schuil, hetgeen ze, mede dank zij de perfecte schutkleuren waardoor ze tussen het gebladerte ‘onzichtbaar’ worden, uitstekend afgaat. Wellicht daaraan hebben ze het te danken dat ze nog niet op de beruchte rode lijst van bedreigde diersoorten staan. Hun fraaie velletje is in de bontindustrie namelijk zeer geliefd. Het staat echter wel vast, dat binnen afzienbare tijd toch ook voor de ocelot de noodklok zal moeten worden geluid. Het nadeel van de verborgen leefwijze is namelijk, dat moeilijk valt te controleren, hoeveel er nog in het wild leven.
Wanneer we de schaarse cijfers bekijken die over de vangst van de katten bekend zijn, slaat de angst ons om het hart. Tussen 1940 en 1960 werden er vanuit Argentinië 8800 geëxporteerd – een redelijk lijkend getal dat echter vermoedelijk is verkregen door minder betrouwbare gegevens. Meer houvast hebben we aan officiële cijfers uit de Verenigde Staten, die vaststellen dat alleen reeds in het jaar 1967 niet minder dan 115.458 ocelothuiden van Zuid- naar Noord-Amerika werden geëxporteerd. Over de aantallen die voor de rest van de Westerse wereld zijn bestemd weten we helaas niets.
Gelukkig heel wat minder – maar altijd nog honderd procent te veel! – komen er om door het vreemde verlangen van vele mensen om een ocelot als huisdier te houden. Zolang de dieren jong zijn, gaat dat meestal wel goed – afgezien dan van ziekten en verkeerde voeding. Bij het ouder worden, ontpoppen de meeste ocelotten zich echter als onbetrouwbare en zelfs gevaarlijke dieren die al vele ernstige ongelukken veroorzaakten.
■ Totale lengte 100-125 cm; schouderhoogte 30-50 cm; grote rassen zijn 10-20 cm langer. Wijfjes kleiner.
Roodachtig geelgrijs met kleine of grote vlekken, variërend van geel tot bruin en zwart. Zwarte lijnen en ringen langs rug en zijden; met zwart geringde en gevlekte staart; lichte buik.
Voedsel: Allerlei dieren, van muizen en reptielen tot apen en jonge herten.
Draagtijd 72-76 dagen; 1-4, meestal 2 jongen. Planten zich zelden in gevangenschap voort. Ex. leefde bijna 10 jaar in Londen.
Van leefwijze in het wild is weinig bekend.
Zie ook katten.
Ocelot, Leopard-cat • Ozelot • Ocelot
Felis pardalis.