Afrika kent verscheidene soorten tilapia’s, vrij grote tot de cichliden behorende vissen, die van groot belang zijn voor de voedselvoorziening, niet alleen in hun land van oorsprong, maar tegenwoordig ook in andere delen van de wereld. Vele tilapia’s zijn zogenaamde bekbroeders, vissen dus die de eieren en later ook de jongen een tijdje in de bek meedragen.
Bij sommige soorten gebeurt dat door het wijfje, bij andere houdt het mannetje zich ermee bezig. Een derde groep maakt een nestkuil, waarin het broed door beide ouders wordt verzorgd en bewaakt. Een bekende tilapiasoort is de nijlbaars, waarvan we in Artis het voortplantingsgedrag verscheidene malen hebben kunnen gadeslaan. Zodra de voortplantingstijd aanbreekt, beginnen de mannetjes fraai rozerood op te kleuren. Ze beginnen ook fel uit te vallen tegen seksegenoten. In de natuur zijn dat er zo veel dat ze zich op een bepaald moment, wanneer hun bruiloftspakje op z’n mooist is, uit de zwerm waarin ze leefden terugtrekken en ergens aan de oever een ondiep, weinig begroeid plaatsje zoeken.
In een aquarium zal men, willen er broedresultaten komen, ervoor moeten zorgen dat de mannetjes een voldoende groot territorium tot hun beschikking hebben. Dit moet, met meerdere mannetjes, toch altijd een paar vierkante meter groot zijn. Het terrein wordt fel door de eigenaar verdedigd. Steeds weer stuift hij op binnendringende concurrenten af, ze met woedende beten verdrijvend. In het midden van zijn stuk grond maakt de vis vervolgens een plekje zand vrij van alle ongerechtigheden. Daarna graaft hij een kuil door steeds happen zand op te nemen en deze een eindje verder uit te spuwen – een heel tijdrovend karwei omdat hij bovendien geregeld indringers moet wegjagen.
Is het nest klaar, dan komen de wijfjes. Het mannetje maakt zich op z’n mooist met z’n fraaiste bruiloftskleuren, zet z’n vinnen uit en maakt schommelende bewegingen met de staart. Intussen zwemt het wijfje keurend langs alle beschikbare kandidaten, tot ze er een gevonden heeft die haar ligt. Haar keuze wordt bepaald door gedrag, grootte en vooral kleur van het mannetje. Na enig ceremonieel legt ze enkele tientallen eieren in de nestkuil, die, nadat het opgewonden mannetje ze heeft bevrucht, door haar worden opgehapt. Direct daarna herhaalt zich de geschiedenis tot ze tussen de 100 en 200 eieren in de bek heeft.
Dan verdwijnt ze en houdt zich één tot twee weken schuil tussen waterplanten. In die tijd komen de eieren in haar bek tot ontwikkeling. Door kauwbewegingen worden de eieren geregeld gekeerd en van vers water voorzien. Waarschijnlijk worden in haar bek ook antibiotische stoffen afgescheiden, die aantasting van de eieren door bacteriën tegengaan. Nadat de jongen uit de eieren zijn gekomen, blijven ze eerst nog een paar dagen in moeders bek; ze teren dan op de dooierzakjes. De ‘keelzak’ van het wijfje wordt groter naarmate de kleintjes groeien.
Zodra het broed tot zwemmen in staat is, wordt het in een grote zwerm uitgespuwd. Moeder blijft echter wel in de buurt om ze te beschermen. Als er gevaar dreigt, dan stopt ze het dicht bij elkaar blijvende kroost snel weer ‘achter de kiezen’. Is het gevaar geweken, dan mogen de jongen weer naar buiten. Moeder, die de hele tijd niet heeft kunnen eten – en zich desondanks niet aan eieren of jongen vergreep – kan nu weer op zoek gaan naar voedsel, waarvan ze een deel, grondig fijngekauwd, geregeld tussen haar troep kinderen uitspuwt. Na een goede week vindt mama het welletjes; het wordt voor haar trouwens steeds moeilijker de uit elkaar waaierende, voedsel zoekende jongen bijeen te houden. Als het wijfje weg is, blijven de jongen toch in schoolverband bij elkaar. Hoe de jongen de bek van de moeder altijd zo feilloos weten te vinden, wordt nog naarstig door vele deskundigen onderzocht. Mogelijk reageren ze op een door het wijfje met de vinnen veroorzaakte waterstroom om bij de bek te komen. Die herkennen ze dan vermoedelijk aan de ogen. Als men de moeder verwijdert en de jongen een namaakvis geeft met een gat als bek, zullen ze daarin vluchten als er op het model een oog is getekend, maar ze zien het niet als schuilplaats als het oog ontbreekt.
Een naaste verwant van de nijlbaars, Tilapia mossambica, is in 1939 op onnaspeurlijke wijze op Java terecht gekomen, waar de vis zich zo thuis voelde dat hij zich snel uitbreidde en over het gehele eiland verspreidde. In korte tijd werd de tilapia een zeer belangrijke consumptievis, die zich snel voortplantte in vrijwel elk water, in rivieren, meren en drainagekanalen, in het water van de rijstvelden en in moerassen, natuurlijk of kunstmatig. Binnen enkele jaren leverden de vissen miljoenen kilo’s kostbare eiwitten op; in de toen heersende oorlog een ware uitkomst. In luttele jaren verspreidde de tilapia zich, al dan niet met hulp van de mens, ook over Sumatra, Bali, Celebes en andere Indonesische eilanden en vervolgens over Malakka. In elk milieu, zoet, brak en zelfs zeewater bleek de vis goed te gedijen. In 1946 werden er door een soldaat dertien op Formosa geïmporteerd.
De dieren hebben er zich zo snel vermeerderd dat ze thans de inheemse vissoorten verdringen. Er kwamen tilapia’s in Thailand – vandaar op de Filippijnen en, in de vijftiger jaren, in West-Indië. Nog steeds zet de vis zijn opmars voort. Ten koste van de inheemse vissoorten. Ernstige faunavervalsing dus en verstoring van het natuurlijke evenwicht. De bevolking krijgt echter op goedkope en simpele wijze de beschikking over eiwitten – een maar al te vaak ontbrekende voedingsstof. En dan is het moeilijk om zich voor of tegen te verklaren …
■ Totale lengte 45-50 cm. Wijfje iets kleiner.
Zilvergrijs tot olijfgroen; kan zeer variëren; lichte buik, op kieuwdeksel donkere vlek. Jonge ex. hebben vaak dwarsbanden of vlekken die later meestal verdwijnen. Mannetje in broedtijd rozeachtig met rode keel en borstvinnen.
Voedsel: Dierlijk – allerlei kleine waterdieren, vooral muskietelarven – zowel als plantaardig, veel algen.
Zogenaamde bekbroeders. Over broedgedrag zie artikel.
Buiten broedtijd tamelijk vreedzame vissen, veel minder agressief dan vele andere ►cichliden.
Nile Mouth-brooder • Nil-maulbrüter • Tilapie du Nil
Tilapia nilotica.