Om eieren te leggen zoeken vrijwel alle papegaaiachtigen boom- of andere kant en klaar gevonden holten en holen op waar het nest kan worden ingericht. Tot de uitzonderingen op die regel behoren de Zuidamerikaanse monniksparkieten.
Zij maken hun nest helemaal zelf, niet zomaar van wat strootjes en takjes, maar een kolossaal bouwwerk met een doorsnee van minstens een meter. Men heeft er wel gevonden met een hoogte van meer dan twee meter. Het geheel maakt de indruk van zomaar een vracht takken die willekeurig in de vork van een boom is gesmeten. In werkelijkheid is de zaak helemaal niet zo rommelig of ongeordend, maar juist heel zorgvuldig en met groot ‘vakmanschap’ geconstrueerd. Het is een gemeenschapswoning, een parkietenflat, met vele kamers-met-eigen-ingang, die ieder voor zich toch een privé-huis voorstellen. Het wordt niet door de vogels gezamenlijk gebouwd. Eén paar begint, een ander stel voegt er een flatje aan toe en zo vervolgens. Elk paartje monniksparkieten heeft er in de broedtijd een eigen appartement, bestaande uit een hall, die na een verwijding uitkomt in de broedkamer. Het is niet onmogelijk dat het mannetje de hall als slaapkamer gebruikt; in ieder geval is het een mooie ruimte om eventueel rondscharrelende jongen in op te vangen. De toegang is schuin naar boven gericht waardoor het voor vijanden, slangen bijvoorbeeld, moeilijk is om binnen te komen. Buiten de broedtijd wordt het hele nest vaak als slaapplaats gebruikt. Soms doet het zelfs dienst als hotel; de nestkamers worden dan niet paarsgewijs maar vaak door vier of vijf vogels bewoond.
Niet alleen soortgenoten kunnen er onderdak krijgen. Aangelokt door de prachtige broedruimten melden zich ook andere dieren als gegadigden. Als er ruimte over is, krijgen ze deze van de eigenlijke bewoners meestal zonder meer ‘toegewezen’. Er wordt beweerd dat ook boomeendjes er wel vertoeven, maar dan moeten ze een extra groot nest treffen want een gewoon ‘flatje’ kunnen ze niet in. Zeker is dat de eendjes hun eigen broedplaats dikwijls bovenop het parkietenbouwwerk aanleggen. Ook heeft men meerdere malen gezien, dat er in leegstaande ruimten opossums huisden – niet bepaald aantrekkelijke en ongevaarlijke buren. Last schenen de vogels niet van de rovers te hebben.
De bouw van het nest is een heel karwei. De echtelieden verzamelen grote hoeveelheden twijgjes, tot tamelijk dikke toe. De dunne worden zomaar met de snavel afgeknipt, aan de grote hebben de vogels meer werk. Ze worden stevig in de snavel genomen, waarna de parkiet de kop naar links en rechts draait, ondertussen
bladzijden 504 en 505 zijn weggevallen.