Een zeer groot deel, misschien wel meer dan een derde, van alle op aarde levende schildpadden kunnen onder de groep moerasschildpadden worden gerangschikt. Het zijn vrijwel allemaal tamelijk kleine, ovale en, ten behoeve van hun waterleven, gestroomlijnde dieren, vaak met allerlei kleurtjes versierd.
Verreweg het merendeel hoort thuis op het noordelijk halfrond, speciaal in Amerika. Europa kent ook een paar soorten waarvan er een, zeer zeldzaam, tot in Zuid-Limburg voorkomt. Alle in overig Nederland in sloot of plas rondploeterende schildpadjes kan men zonder meer als uit gevangenschap ontsnapte of losgelaten exemplaren beschouwen. Die ten dode zijn opgeschreven, want in onze natuur kunnen deze typische terrariumschildpadjes zich niet handhaven. Zij hebben doorlopend warmte en veel zon nodig. Die behoefte is er helaas de reden van dat er in de huiskamers jaarlijks duizenden jammerlijk omkomen door gebrek aan een juiste behandeling. Vele mensen kopen een schildpadje, zonder te beseffen dat dit recht heeft op een goede verzorging. Een veelvuldig door de handel aangeboden soort is de Amerikaanse roodwangsierschildpad, waarvan dikwijls piepjonge, amper vijf centimeter grote exemplaren worden verkocht. Deze schildpadden, die voornamelijk in streken rondom de Mississippi thuishoren, worden 15 tot 18 centimeter lang, althans het wijfje; het mannetje blijft kleiner. Vrijwel alle soorten leven van dierlijk voedsel, al zullen volwassen sierschildpadden ook graag wat plantaardige kost verorberen. Voortplanting vindt in gevangenschap zelden plaats; als er al eens eieren worden gelegd dan zijn deze praktisch altijd onbevrucht. In de natuur worden de eieren ingegraven in het zand, waar ze door de zonnewarmte in 50 tot 60 dagen worden uitgebroed. In gevangenschap kan een bakje vochtig – niet nat! – zand dienst doen dat door een warmtelamp op 25 à 30 graden Celsius wordt gehouden.