Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Mantelbaviaan

betekenis & definitie

Wanneer de mantelbaviaanman de grote, hondachtige bek openspert, komt er, vooral bij het dreigend ‘gapen’, een stel reusachtige hoektanden te voorschijn die het volkomen begrijpelijk maken waarom zelfs de zeer weerbare panter liever uit z’n buurt blijft. Vèr uit z’n buurt, want de mantelbaviaan wacht z’n vijand gewoonlijk niet af, maar gaat hem strijdlustig tegemoet.

Een gevecht met zo’n grote aap, die waarschijnlijk door andere leden van zijn troep wordt bijgestaan, kan het einde betekenen van zelfs de meest gewiekste panter, zoals maar al te vaak is geconstateerd. Zij het dat in de meeste van de gevallen waarin de panter het onderspit dolf, ook de baviaan z’n einde vond. Met de grote grijze vacht die ze als een wijde cape om de schouders hangt, zien mantelbaviaanmannen er heel imposant uit. Hun min of meer woeste uiterlijk bedriegt niet; ze zijn inderdaad kort aangebonden, tamelijk agressief en bij het vechten ware woestelingen. Ze hebben dan ook niet veel vijanden. Buiten de panters zijn dit misschien alleen de geladabavianen waarmee ze hier en daar het woongebied delen. Er wordt wel beweerd dat tussen deze twee soorten in de gemeenschappelijke woonoorden een constante staat van oorlog heerst, die op bijna menselijke wijze wordt gevoerd.

In de tijd van de oude Egyptenaren, toen de grondbewonende mantelbavianen nog een aanmerkelijk groter verspreidingsgebied hadden, waren ze min of meer heilig. Men beschouwde ze als een soort verbinding tussen mensen en goden, hetgeen ze de functie van dierlijke priesters bezorgde. Duizenden gebalsemde mantelbavianen zijn door de Egyptenaren in speciale graven ter aarde besteld en duizenden malen zijn ze op allerlei manieren afgebeeld, onder meer bij het ochtendgebed, de handen omhoog in de richting van de opgaande zon. Hoe heilig ze ook waren, toch hadden de apen in het oude Egypte vele plichten, waarvoor ze grondig werden getraind en die volgens deskundigen onder meer moeten hebben bestaan uit het aanvegen van de tempelvloeren, het lopen in tredmolens en het plukken van dadels.

Ondanks hun agressiviteit zijn mantelbavianen zeer gewaardeerde en hoogst interessante bewoners van een dierentuin. Vooral wanneer een echtpaar een gezin heeft gesticht. Dan heeft het wijfje, hoewel aanmerkelijk kleiner dan haar echtgenoot, het heft geheel in handen. Met een enkele snauw houdt ze de man op afstand als deze, misschien met de beste bedoelingen, waagt te dicht in de buurt van het jong te komen. Met een enkel rukje trekt ze de jonge baviaan aan de staart terug als deze zich te ver in de richting van meneer begeeft. Die staart is steeds een prachtig handvat, ook tijdens de maaltijd wanneer de voor dat voedsel nog geen belangstelling hebbende kleine de omgeving wil verkennen. Tussen twee happen door is een ruk eraan voldoende om junior bij mama terug te brengen.

In de natuur bewonen de mantelbavianen droge streken in Noordoost-Afrika en hier en daar in Arabië. Overdag trekken ze in kleine groepjes rond, meestal van één tot tien wijfjes, al dan niet met jongen, onder leiding van een volwassen man. Voedsel is er in de droge gebieden niet erg veel voorhanden en dus verspreiden de groepjes zich ver over het land. Ook de leden van zo’n groepje waaieren uit, maar de wijfjes gaan nooit verder dan 300 of 400 meter bij de man vandaan, willen ze althans door hem niet duchtig worden afgestraft. Zulke harems blijven overdag uit elkaars buurt; ’s avonds komen ze echter op vaste slaapplaatsen bijeen. Er vormen zich dan grote troepen die soms uit vele honderden dieren bestaan.

Deze nachtelijke tolerantie, die met het licht worden weer wordt verbroken, heeft als voordeel dat de in het gebied maar schaars voorkomende slaapplaatsen goed worden benut, terwijl ook de veiligheid is gediend. De massa is de beste verdediging.

Totale lengte 1.20-1.40 m; staart 50-60 cm; zithoogte 60-70 cm; gewicht 16-20 kg. Wijfjes kleiner.

Zilvergrijze vacht, grauw geel-grijze ‘mantel’, gezicht vleeskleurig. Rozerood achterwerk. Wijfjes zijn bruingeelgrijs. Jongen vooral op kop en rug vrijwel zwart.

Voedsel: Fruit, plantedelen, wortels, knollen. Ook insekten, eieren en kleine of jonge grote zoogdieren.

Draagtijd ong. 170 dagen, gewoonlijk 1 jong, zelden 2. Jong heeft, ook als het een mannetje is, na het kleuterkleed, de eerste jaren zelfde kleur als wijfje. Wordt eerst aan borst, later ook op rug gedragen.

Zie ook bavianen.

Hamadryas Baboon, Arabian Baboon • Mantelpavian • Hamadryas, Tartarin.

Papio hamadryas.

< >