Eigenlijk is het niet eens zo ernstig als makaken worden verward met de Afrikaanse makako’s of meerkatten; ze zijn namelijk vrij nauw aan elkaar verwant. De makaken – de naam is evenals die der Afrikanen afkomstig van macac of macaque, in Kongo en Guinea een inheems woord voor aap – komen nagenoeg uitsluitend in Azië voor.
Met één uitzondering: de beroemde Turkse magot die in het gebergte van Noord-Afrika leeft – en op de rots van Gibraltar, wat hem tot de enige Europese aap maakt. Waarschijnlijk is hij er lang geleden door de mens ingevoerd. Het is ook de mens geweest die het de aap mogelijk heeft gemaakt, zich er te handhaven, onder meer door nieuwe import uit Noord-Afrika – zie daarvoor ook Apen. Makaken zijn merendeels heel eentonig van uiterlijk; de meeste soorten zijn vrij uniform bruin of grauwbruin. In gedrag zijn ze daarentegen allerminst saai maar juist erg levendig. Typisch is dat sommige soorten een flinke staart hebben, terwijl andere het moeten doen met een exemplaar dat van een varkentje zou kunnen zijn, zoals de lampongaap. De magot heeft zelfs maar een rudimentair staartje. Desondanks kunnen de zo stiefmoederlijk met een staart bedeelde soorten zich net zo handig over de boomtakken bewegen als de dieren met wel zo’n balanceerorgaan.
Miljoenen jaren geleden kwamen makaken ook in ons land voor. Ofschoon ze nog steeds verder worden teruggedrongen, hebben ze ook nu nog een groot verspreidingsgebied dat zich over grote delen van Azië tot in Japan en Indonesië uitstrekt. Hier en daar tot ver in het noorden. De Japanse makaken, waarvan men verschillende vormen kent, komen bijvoorbeeld zo noordelijk voor dat ze ’s winters dik in de sneeuw zitten. Vooral aan de Japanse soorten, die in hun land streng beschermd zijn en die de beroemde apen zijn van ‘hoor, zie en spreek geen kwaad’, is de laatste jaren veel onderzoek verricht dat talloze nieuwe gegevens over het gedrag der apen aan het licht heeft gebracht. Onder meer kon worden geobserveerd, hoe bepaalde gewoonten in een groep apen konden ontstaan, bijvoorbeeld het wassen van voedsel.
Door één, meestal jonge, aap ‘uitgevonden’, verbreidde de gewoonte zich langzaam, vaak in de loop van vele jaren, over de gehele groep. Kinderen leerden het broertjes, zusjes en vriendjes; de moeders leerden het van de kinderen – pas veel later namen de jonge mannetjes de gewoonte over. Toen waren de moeders al zo ver dat ze het aan hun jongen overdroegen en was het wassen van voedsel in de groep algemeen aanvaard. Behalve door de mannetjes en wijfjes die in de beginperiode van de ‘uitvinding’ al volwassen waren – die waren kennelijk te behoudend en pasten zich niet meer aan.
Tot de meest bekende soorten behoren de ►Java-aap, ►rhesusaap en ►lampongaap of laponder.