Gelijk alle dieren die mooi zijn of om een andere reden de hebzucht van de mens opwekken, zijn ook de kroonduiven van Nieuw-Guinea een wankel natuurbezit. Gelukkig worden ze, na een tijd van onbarmhartige vervolging, sinds 1934 beschermd.
Het is te hopen dat die bescherming gehandhaafd blijft als de mens verder in hun nog betrekkelijk maagdelijke woongebieden doordringt. Kroonduiven doden is namelijk erg gemakkelijk. Ze kennen van nature geen vijanden en gaan er bij gevaar dan ook niet echt vandoor; hoogstens vliegen ze op om een eindje verder onbezorgd neer te strijken. Zelfs wanneer er een uit een groepje op de grond wordt neergeschoten, vliegen de andere naar een nabijgelegen tak waar ze de een na de ander kunnen worden neergeknald. Kroonduiven komen in een drietal soorten en een aantal geografische vormen over vrijwel geheel Nieuw-Guinea voor. Ze hebben het formaat van een flinke kip en zijn in hoofdzaak prachtig blauw of blauwgrijs met hier en daar wat kastanjebruin en wit. Op de kop dragen ze een blauwe waaier van fijne, kantachtige veren, die bij de Victoria-kroonduif bovendien versierd is met kleine witte veerwaaiertjes. Hun vrij grote gewicht van ongeveer twee kilo is er de reden van dat ze weinig vliegen – of misschien is het juist omgekeerd en konden ze zo zwaar worden omdat ze weinig van hun vleugels gebruik hoefden te maken. Het grootste deel van de dag leven ze op de grond, speciaal langs rivieren en in moerassen, waar ze naar voedsel zoeken. Alleen om te slapen – en bij gevaar – gaan ze de bomen in.
In dierentuinen zijn het geen ongewone verschijningen; de eerste kwam reeds in 1838 in Artis, dus in het jaar van de oprichting van de Amsterdamse dierentuin. Sindsdien zijn er vele geweest, maar net als in alle andere dierentuinen in de wereld is het nooit echt goed gelukt ermee te fokken. Er zijn in de loop der jaren hier en daar wel kroonduiven ter wereld gekomen – in Londen al een in 1849 – maar aangezien we tot heden toe van jaar tot jaar weten waar en hoeveel er het levenslicht aanschouwden, zijn het zeldzame gebeurtenissen gebleven. In Artis werd de eerste keer gebroed in 1931, de tweede maal in 1936. Van het einde van de vijftiger jaren af is het beter gegaan, ook elders in de wereld, en zijn er ettelijke geboren.
Het nestelen wordt voorafgegaan door een dans die het mannetje voor het wat grotere wijfje opvoert, waarbij hij een eigenaardig zwaar brommend geluid uitstoot dat men allerminst van hem verwacht. Het klinkt duidelijk vriendelijker dan het eveneens zware trommelende geluid dat men ook van alleen lopende kroonduiven wel kan horen. De jongen worden op duivemanier aanvankelijk met een afscheiding van de kropwand gevoerd, de zogenaamde duivemelk. Later halen ze voorgeweekt voedsel uit de krop der ouders. Als ze ruim drie weken zijn, zitten ze al goed in de veren en dragen ze een grappig kuifje op de kop. Vier weken later staan ze al op eigen benen.
■ Totale lengte 70-80 cm; gewicht ong. 2 kg.
Grotendeels blauw met bruine buik. Gewone kroonduif (Goura cristata) heeft grijze kuif en borst; de Scheepmakers kroonduif (Goura scheepsmakeri) heeft grijze kuif maar roodbruine borst; wordt ook wel bruinborstkroonduif genoemd. De Victoriakroonduif of waaierduif (Goura Victoria) heeft sprankelend witte ‘waaiertjes’ in kuif.
Voedsel: Vruchten, zaden enz.
Eenvoudig takkennest; 1 ei, door beide ouders uitgebroed in 28 dagen. Wijfje zit meeste tijd op ei. Beide ouders verzorgen jong.
Kan meer dan 50 jaar oud worden. Zie ook duiven.
Crowned Pigeon • Krontaube • Goura.