In strikt wetenschappelijke zin zijn de kraakbeenvissen, onder welke noemer de ►haaien en de ►roggen gezamenlijk door het leven gaan, geen echte vissen zoals een schelvis, baars of brasem. Zij hebben namelijk geen geraamte van been, maar van kraakbeen.
Mogelijk is dit een primitief kenmerk en zijn de haaien en roggen bij de ontwikkeling van een beenskelet blijven steken. Volgens een andere theorie zouden been- en kraakbeenvissen zich afzonderlijk uit primitieve voorouders hebben ontwikkeld, de eerste bijvoorbeeld in zoet-, de andere in zeewater. Later zijn ze op elkaars terrein gekomen. Ofschoon de kraakbeenvissen op allerlei punten, zoals spijsvertering, zenuwstelsel en voortplanting, een bijzondere verfijning hebben ondergaan die men bij de andere groep vergeefs zal zoeken, zijn ze toch niet de meest succesvolle gebleken van de twee. Talloze kraakbeenvissen zijn in de loop der tijden uit de wereldzeeën verdwenen; hun plaats werd ruimschoots ingenomen door de kennelijk beter aangepaste beenvissen, die nu al vele tientallen miljoenen jaren de overhand hebben. Ofschoon de kraakbeenvissen het niet tot longen of een zwemblaas hebben kunnen brengen, noch tot een goede bescherming van het lichaam met bijvoorbeeld schubben, toch hebben ze een hoge graad van ontwikkeling bereikt.
In het spijsverteringskanaal bevindt zich bijvoorbeeld een lange plooi die spiraalsgewijs langs de darm loopt en aldus het oppervlak van de darm aanzienlijk vergroot. Zonder verlenging van de darm is zo toch bereikt dat voedingsstoffen beter kunnen worden opgenomen. Bloedsomloop en zenuwstelsel zijn vrij goed ontwikkeld. Wat de voortplanting betreft: bij alle kraakbeenvissen vindt inwendige bevruchting plaats. De jongen kunnen op drie verschillende manieren ter wereld komen. Ten eerste gewoon door middel van eieren, meestal met een leerachtige schaal, die door het wijfje in betrekkelijk kleine aantallen ergens in zee worden gelegd.
Bij andere kraakbeenvissen worden wel echte eieren gevormd, maar deze verlaten het moederlichaam niet en komen daar tot ontwikkeling. Tot slot kunnen de jongen levend worden geboren, zonder dat er een complete eischaal aan te pas is gekomen. In het laatste geval lijkt er wel zeker sprake van een ‘moderne’ ontwikkeling omdat er bij praktisch al deze haaien en roggen die geen eieren leggen, aanvankelijk in het moederlichaam toch een rudimentaire eischaal wordt gevormd die later wordt geabsorbeerd. Een groep vissen die haai noch rog is en er zo’n beetje tussenin staat, is die van de schoorhaaien met als grootste vertegenwoordiger de ►zeeëngel.