Het is helemaal niet overdreven om te zeggen dat alle antilopen door hun sierlijke, op snelheid gerichte lijn het oog strelen. Enkele soorten springen er echter nog uit.
Zoals de grote koedoe, een fors maar toch rank en gracieus bruingrijs dier waarvan de flanken gesierd zijn met vier tot tien witte dwarsstrepen. Vooral de bokken zijn spectaculair door hun imposante, kurketrekkerachtig gedraaide hoorns die, langs de spiraal gemeten, tot anderhalve meter en in rechte lijn ruim één meter kunnen worden. Ze zijn in hoofdzaak niet veel meer dan een sieraad, een symbool van manlijkheid. Daarnaast worden ze door de mannetjes onderling ook als wapen gebruikt bij vechtpartijen om een wijfje of aan de grens van een territorium. En zelfs om te vechten zijn ze eigenlijk niet zo erg geschikt. Talloze malen heeft men in het wild koedoebokken gevonden waarbij de hoorns zo in elkaar waren gedraaid dat de dieren niet meer konden loskomen en een afschuwelijke dood stierven.
Overigens hebben de bokken niet veel ongemak van hun kolossale kopversieringen, zelfs niet in de bossen. Als ze op de vlucht gaan, laten ze de kop iets zakken en worden de hoorns naar achteren plat in de nek gelegd zodat ze weinig uitsteken en niet aan de takken kunnen blijven haken. De wijfjes hebben geen hoorns. Tenminste, meestal niet. Heel merkwaardig is dat men in N’gamiland in het noorden van Botswana, een kudde van vijf wijfjes heeft gesignaleerd die wel hoorns hadden, ongeveer half zo groot als die van de bokken. Vergissing was uitgesloten want drie exemplaren zoogden jongen. Normaal echter hebben de dames niets op de kop – behalve dan de zeer grote en fraaie oren, niet groter dan bij de bokken maar meer opvallend door het ontbreken van hoorns. Helaas komen de grote koedoes in vele streken, vooral van Zuid-Afrika, alleen nog maar in reservaten voor. Hun voorkeur gaat uit naar beboste steppen en met struikgewas begroeide hellingen, veelal in de buurt van rivieren. Het zijn rustige, ongevaarlijke en zeer schuwe dieren die bij de minste onrust in hun omgeving in majestueuze ren wegvluchten naar het ruwste terrein dat ze maar kunnen vinden. Hoewel niet tot de snelste antilopen behorend, kunnen ze zich op de oneffen grond, springend over obstakels van meer dan twee meter hoog, vlugger voortbewegen dan menig ander dier. Hetgeen ze vroeger voor jagers te paard min of meer onbereikbaar maakte.
Zijn ze in bosgebied, waar de streeptekening ze aardig camoufleert, al bijzonder schuw, bepaald hoogst nerveus worden de koedoes zodra ze op open terrein komen, bijvoorbeeld om te gaan drinken. Ze zijn dan duidelijk uit hun element, weifelen lang eer ze zich in het open veld wagen en naderen het water uiterst voorzichtig, ondertussen de grote oorschelpen in alle richtingen draaiend om elk verdacht geluidje op te vangen. Ook tijdens het drinken zijn ze uiterst waakzaam, klaar om direct weg te rennen. Om de paar seconden gaat de kop omhoog om de omgeving te verkennen. Wat schuwheid en waakzaamheid betreft, maken ze geen uitzondering op de regel dat deze, in het wild althans, toenemen naarmate de antilope groter is. Een ander voorbeeld is de kolossale eland-antilope die zo mogelijk nog schuwer is.
De koedoes leven in kleine groepjes – bestaande uit een bok, enkele wijfjes en jonge dieren – of in kuddetjes van enkele tientallen dieren. Hierin zijn meerdere volwassen en ook jonge bokken opgenomen, alsmede wijfjes en jongen. Bokken worden ook wel alleen of in kleine groepjes aangetroffen. Tijdens het fourageren trekken de dieren gewoonlijk in een rij achter elkaar door de bossen; bij gevaar sluiten ze zich direct dicht aaneen.
■ Totale lengte 2,20-2,80 m; staart 40-50 cm; schouderh. 1,30-1,45 m; gewicht 275-300 kg. Hoornlengte 1,25-1,50 m langs spiraal, record 1,69 m, in rechte lijn bijna 1,20 m.
Grijs- of roodbruin tot zandkleurig met 4-10 witte dwarsstrepen op zijkanten. Buik lichtbruin; lichte streep van ooghoeken over snuit.
Voedsel: Bladeren, twijgen, jonge scheuten, kruiden en vruchten.
Draagtijd 210-215 dagen, gewoonlijk 1 jong. Wijfje trekt zich eerste tijd met jong van kudde terug.
Maken een hard blaffend geluid. Zijn uitstekende springers. Naaste verwant is de kleine koedoe (schouderh. ong. 1 m) uit Oost-Afrika. Leeft in droog gebied, kan lang zonder water.
Zie ook antilopen.
Kudu, Koodoo • Kudu • Grand coudou
Tragelaphus strepsiceros.