Zo er één diergroep de typische kenmerken van roofdieren draagt, dan zijn het wel de katten. Van groot tot klein lijken ze in lichaamsbouw en leefwijze heel veel op elkaar.
Allemaal leven ze uitsluitend of vrijwel uitsluitend van vlees of vis. Of, juister gezegd, van andere dieren en niet alleen van de spieren, het vlees dus. Zachte botten worden gekraakt en ingeslikt. Ook lever, nieren, hart en andere organen worden opgepeuzeld. Sommige katten hebben een speciale voorliefde voor bepaalde stukken van de huid van hun prooi. Daarmee krijgen ze de nodige mineralen en vitaminen binnen, stoffen waaraan het spiervlees arm is.
Kleinere prooidieren worden vaak met huid en haar verslonden. In dierentuinen, waar de katten meestal alleen spiervlees krijgen, worden vitaminen en mineralen aan het vlees toegevoegd zodat de dieren toch een volwaardig menu krijgen. Zo goed als hyena’s niet uitsluitend kadavers eten maar ook zelf op jacht gaan, zo doen katten hun maal wel met de karkassen van dode dieren. Dat kan harde noodzaak zijn omdat er geen levend voedsel voorhanden is, maar vaker is het een kwestie van gemakzucht. Op het menu van leeuwen prijken dikwijls kadavers, evenals hagedissen of muizen; zelfs is gezien dat zij massa’s sprinkhanen consumeerden.
Wie eens een poes op een muis of een vogeltje heeft zien jagen, weet hoe alle katachtigen in principe achter hun prooi aangaan. Een uitzondering is de cheetah, die in bouw en leefwijze nogal van zijn verwanten verschilt. De sprong van de katachtigen is in het algemeen gericht op de hals van de prooi. Als de prooi klein is, worden hem in één keer de nekwervels doorgebeten. Bij een grotere tegenstander is dat niet mogelijk, omdat de kat z’n kaken niet ver genoeg kan opensperren. In dat geval zijn de acties erop gericht het slachtoffer ten val te brengen.
Dat kan gebeuren door hem tijdens het rennen op de rug te springen, in de nek en bij de kop te grijpen en zo uit balans te brengen of over de kop te laten slaan. Ook kan de kat, naast de prooi rennend, deze gewoon ondersteboven duwen. Hoe het slachtoffer ook ten val wordt gebracht, de volgende fase in de strijd is altijd dat het door de kat bij de keel wordt gegrepen. Niet om deze door te bijten, maar om hem, vast tegen de grond geduwd, dicht te knijpen. De prooi wordt gewoon gesmoord; er vloeit vrijwel geen druppel bij.
Alle katten hebben grote puntige hoektanden en – ook weer met uitzondering van de cheetah – scherpe, uitslaanbare nagels die in rust door elastische banden worden ingetrokken. Vaak slaan roofdieren de nagels van de voorpoten ergens in om daarna het lichaam te spannen. Dit is geen ‘nagelscherpen’ maar gewoon een kwestie van uitrekken. De altijd doorgroeiende nagels scherpen ze door er flink mee langs een boom of stuk hout te krabben. Hierdoor springt de buitenste hoornlaag van de nagel af en komt weer een scherpe punt vrij.
Weerbare dieren zoals de grote katten hebben in het wild vrij weinig gevaren te duchten. Hebben ze zich voor een paar dagen de buik volgegeten, dan voeren ze er net zo weinig uit als hun verwanten in de dierentuin. Ze verschillen weinig van de huispoes die zijn warme plaatsje achter de kachel dagen achtereen ook alleen maar verlaat om wat te eten of te drinken. Daar de roofdieren in de dierentuin hun maaltijd keurig op tijd krijgen opgediend en nergens bang voor hoeven te zijn, hebben ze eigenlijk niets te doen. Ze hebben daar ook de neiging niet toe; geen leeuw, tijger of panter doet meer dan strikt noodzakelijk is.
Pasgeboren kattebaby’s zijn hulpeloze diertjes die doorgaans de eerste tien tot veertien dagen niet kunnen zien daar de oogleden nog aan elkaar vastzitten. Reeds voor de geboorte zoekt het wijfje een geschikte schuilplaats op, meestal een hol, waarin de welpen de eerste weken blijven. De moeder houdt ze met de tong grondig schoon hetgeen tevens als massage bedoeld is ter bevordering van spijsvertering en ontlasting. In de dierentuin wordt de situatie zoveel mogelijk geïmiteerd door de aanstaande moeder een speciaal voor haar ingericht hol te geven. Meestal is het een met schotten afgeschermd nachtverblijf waarin een grote al dan niet overdekte kist. Pas wanneer de jongen al wat zelfstandig rondscharrelen, worden de schotten verwijderd en kan men eindelijk zien wat het wijfje ter wereld heeft gebracht. Althans wanneer ze niet ook een buitenverblijf tot haar beschikking had, waarin ze zelf haar kroost kon tonen.
Tot de katten behoren ►caracal, ►cheetah, ►jaguar, ►leeuw, ►lynx, ►ocelot, ►panter, ►poema, ►serval, ►sneeuwpanter, ►tijger, ►zwarte panter.