De mens heeft door de eeuwen heen graag in monsters geloofd. Waren ze niet echt, dan fantaseerde hij ze wel.
Vooral de oude zeelieden zaten vol verhalen, die aan boord van mond tot mond gingen tot iedereen ze geloofde. De buitenstaander, de landrot, voor wie de zee vroeger veel geheimzinniger was dan thans, kon niet controleren of alles wel waar was wat hem werd voorgeschoteld. We weten nu wel dat het fantasieën waren, de reusachtige monsters uit oude scheepsjournalen en reisbeschrijvingen, de zeepoliepen zo groot als bergen, de monsters van een halve kilometer lang met armen als scheepsmasten. Wat niet wegneemt dat er onder de inktvissen wel degelijk reusachtige vormen voorkomen. De reuzenpijlinktvis of reuzenkraak bijvoorbeeld, een dier met tien armen waarvan er twee, de vangarmen voor het grijpen van prooi, aanzienlijk zijn verlengd en tot vijftien meter lang kunnen worden. Het lichaam van zo’n groot exemplaar heeft dan een lengte van tegen de zes meter terwijl het gewicht ongeveer 3000 kilo bedraagt.
Deze inktvisreuzen, die op vrij grote diepte in de oceaan leven en slechts zelden aan de oppervlakte schijnen te komen, zijn de grootste thans levende ongewervelde dieren. Veel is er niet van ze bekend; doorgaans zijn het slechts brokstukken, armen bijvoorbeeld, die men van ze te zien krijgt. Toch schijnen ze in enorme aantallen in zee te leven. Potvissen en vele andere grote zeedieren doen er althans grotendeels hun maal mee. Dit weet men omdat er onder andere in potvismagen vrijwel altijd inktvisrestanten worden aangetroffen, speciaal de hoornachtige kaken waarover alle inktvissoorten beschikken en die de vorm hebben van een papegaaiesnavel. Bovendien dragen heel wat potvissen ook op de huid de sporen van conflicten met reuzenkraken in de vorm van littekenachtige afdrukken van de zuignappen die in lange rijen op de inktvisarmen zitten. Men heeft ze wel gevonden ter grootte van flinke schoteltjes. Naaste verwanten van de reuzenkraken zijn de ’s zomers ook aan de Noordzeekust wel voorkomende gewone pijlinktvis of loligo en de zeer fraaie sepia of zeekat. Een ander familielid, maar dan een met acht armen en nogal afwijkend van vorm is de octopus, die in zomers met hoge zeewatertemperatuur ook wel eens langs onze kusten verzeild raakt. Bijna alle inktvissen beschikken over een klier waarmee een donkere vloeistof kan worden afgescheiden – een als rookgordijn werkend verdedigingsmiddel dat ze hun naam heeft bezorgd. De stof schijnt tevens vele vijanden het reukvermogen te ontnemen, zodat de inktvissen ook niet op de geur kunnen worden vervolgd.
Inktvissen zijn eigenlijk heel merkwaardige dieren die om een aantal redenen een unieke plaats in de dierenwereld innemen. Het zijn, hoe zeer de naam het ook suggereert, vanzelfsprekend geen vissen. Ze behoren tot de weekdieren en men kan ze het beste als slakken beschouwen, waarvan de voet, het gespierde kruiporgaan, is veranderd in de met zuignappen bezette armen en de trechter of sifon, een naar buiten stekende soepele, open buis welke onder meer van belang is voor de ademhaling en de voortbeweging. De huidplooi, de zogenaamde mantel, die de slak omhult en die aan de buitenzijde door middel van klieren harde stoffen afscheidt voor het maken van zijn huisje, vindt men ook bij de inktvis terug. Daar zijn de mantelplooien aan de buikzijde vergroeid zodat een soort zak is ontstaan, de mantelholte, waarin zich onder meer de kieuwen bevinden.
Bij de ademhaling wordt water de mantelholte in- en uitgepompt, waarbij deze afwisselend groter en kleiner wordt zodat het hele lichaam schijnt te kloppen als een hart. Bij het groter worden, vloeit water door een spleet aan de voorkant langs de dan afgesloten trechter naar binnen, passeert de kieuwen en wordt vervolgens via de trechter ‘uitgeademd’, waarbij de mantelspleet is gesloten.
De trechter bewijst nog meer goede diensten. Als een inktvis krachtig uitademt en de trechter naar achteren richt, wordt het dier als een raket met vaak grote snelheid vooruitgestuwd. Of, juister gezegd, achteruit, want eerst komt het lichaam, dan de kop en de samengevouwen armen. Voorts worden de uitwerpselen via dit apparaat verwijderd en is het ook de uitstroomopening voor het ‘rookgordijn’. Op bepaalde punten zijn inktvissen voor weekdieren verbluffend geperfectioneerd. Ze beschikken bijvoorbeeld over ogen, die zowel in bouw als in kwaliteit voor die van zoogdieren niet onderdoen, een grote bijzonderheid bij een nietgewerveld dier. Ook de bloedsomloop is georganiseerd als bij een hoger ontwikkeld dier.