Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Indische gans

betekenis & definitie

Het is voor een vogel in de broedtijd niet altijd even gemakkelijk om een geschikte plaats voor een nest te vinden. Daar waar de nestelgelegenheid schaars is en het aantal liefhebbers groot, gaat aan het broeden heel wat geharrewar en zelfs vechten vooraf.

De conflicten zijn vooral ernstig als de strijd gaat tussen vogels van verschillende soort, waarbij zelfs sprake kan zijn van rovers en prooidieren. De fraaie Indische ganzen, steppeganzen of gestreepte ganzen hebben ieder jaar met die problemen te kampen. Ofschoon hun verspreidingsgebied zich ver naar het zuiden, tot in India, uitstrekt, broeden ze hoofdzakelijk in de onherbergzame streken van Centraal-Azië. Als de grond in de dalen nog met sneeuw en ijs is bedekt, komen de vogels vanuit het zuiden in troepen naar het noorden om daar, langs rivieren en meertjes waarbij kleine eilandjes de voorkeur hebben, of hoog in rotsachtige gebieden, bij voorjaarssneeuw en nachtvorst hun eieren te leggen. Goede broedplaatsen op de rotswanden langs de rivieren zijn er niet veel; liefhebbers voor zo’n plaatsje des te meer. Allerlei roofvogels, ganzen, alpenkraaien, duiven en andere vogels proberen een plaats te veroveren, jagen concurrenten weg of worden zelf weggejaagd. Hebben ze een plekje dan wordt er gekrakeeld omdat de buren – of zij naar de mening van die buren – te dichtbij zitten. Allengs echter neemt de strijd af, ofschoon er niet meer ruimte en niet minder vogels zijn.

De drang om te broeden krijgt nu echter de overhand. Weldra zitten alle dieren vreedzaam naast elkaar, soms zelfs vrijwel tegen elkaar. Felle ruzie komt er tussen de op het nest zittende dieren niet meer voor, hoogstens wat bekvechten. De alles overheersende drang om te broeden duwt elke natuurlijke vijandschap naar de achtergrond. Alleen het nest, de eieren en de jongen zijn van belang; daarop is alle aandacht gericht.

De Indische ganzen broeden bij voorkeur in kleine kolonies van enkele tientallen soortgenoten. Bij elk nest, niet veel meer dan een kuiltje dat met dons is gestoffeerd, staat de gent trouw op wacht, wijfje en aanstaand kroost fel tegen indringers, vreemden zowel als soortgenoten, beschermend. Een angstige periode in het leven van de kuikens breekt aan als ze, amper goed en wel uit het ei, door de moeder worden opgetrommeld om haar naar beneden, naar de rivier te volgen. Die haast is wel begrijpelijk want jonge gansjes vormen voor de vele roofvogels, die in de naaste omgeving eveneens jongen hebben uitgebroed en nu met het probleem worstelen hoe ze deze moeten voeden, gemakkelijk te verschalken maaltijden. De broedtijd, de periode van gewapende vrede, is voorbij; de volgende fase is aangebroken. Het is voor de ganzen zaak, zo gauw mogelijk uit de buurt van de rovers te komen – welke men ten aanzien van hun nogal luguber aandoende voedselvoorkeur overigens geen ander verwijt kan maken dan dat ze, op bij hun aard passende wijze, pogen hun jongen in leven te houden.

Verreweg de meeste soorten ganzen en eenden, waar ook ter wereld, gaan met hun pasgeboren kroost snel naar het veilige water. Ook de soorten die als volwassen dieren voornamelijk op het land leven. De Indische gansjes trekken zonder aarzeling achter hun moeder aan. Hun pootjes zijn echter te klein om grote stappen naar beneden te maken; vleugeltjes om de moeilijke tocht vliegend te volbrengen, hebben ze nog niet. Daarom laten ze zich soms van hoog op de rotsen naar beneden vallen, van rotspunt op rotspunt stuiterend. Op soortgelijke manier, maar dan meestal van heel wat geringere hoogte, als enige andere eendachtigen doen om uit hooggelegen broedplaatsen te komen.

Het gaat vrijwel altijd goed. De natuur heeft de kuikens met soepele botjes en dikke, wollige vachtjes goed voor die gevaarlijke tocht uitgerust. Als donsballetjes rollen ze langs de rotswand naar beneden waar ze, in het geheel niet van streek, haastig achter mama aan trekken. Het water in. En ook daarin zijn ze van het eerste moment af verbluffend goed thuis.

Totale lengte 75-80 cm.

Lichtgrijs met witte randen aan veren, waardoor effect van dwarsstreepjes. Witte kop met zwarte dwarsbanden op achterhoofd. Bruine hals met aan iedere zijde witte lengtestreep, aansluitend aan wit van kop. Onderzijde lichtgrijs. Gele snavel en poten.

Voedsel: Plantaardig, vooral gras.

Eenvoudig nest; 3-8, meestal 4-5 witte eieren; broedtijd 28-30 dagen. Wijfje broedt.

Is goed in gevangenschap te houden; weinig agressief.

Zie ook eenden, ganzen en zwanen.

Bar-headed Goose • Streifengans, Indische Gans • Oie barree des Indes, Oie à tête barrée

Anser indicus.

< >