Toen een paar oudere dames zich eens bij de directie van Artis kwamen beklagen over het feit dat de hyena’s een paraplu aan stukken hadden gescheurd en er werd gevraagd, hoe de dieren deze dan te pakken hadden kunnen krijgen, werd er geantwoord „dat ze gewoon door het gaas een beetje naar die ‘krengen’ hadden staan prikken”. En daarmee gaven de bezoeksters de mening weer van velen die in hyena’s alleen maar laffe, afschuwelijke creaturen zien, die zonder wroeging mogen worden doodgeknuppeld of vergiftigd, ook in de dierentuin.
Inderdaad zijn het zo op het oog niet de fraaiste scheppingen van de natuur, deze gedrongen gebouwde dieren met de naar verhouding grote kop – waarin overigens een paar prachtige ogen – de zware voor- en aanmerkelijk lichtere achterpoten. Door de eigenaardige stand van het naar achteren doorzakkende lichaam lijken ze wel wat op honden die angstig met de staart tussen de benen wegvluchten. Op dat uiterlijk mag men echter niet afgaan. Als men ze beter leert kennen, zijn hyena’s heel interessante, zeker niet laffe en soms zelfs aardige dieren. De Nederlandse zoöloog dr. H. Kruuk heeft in Afrika, waar hij een studie maakte van hyena’s, een tijdlang een gevlekte hyena, de grootste van de familie, in huis gehad. Het dier bleek bijzonder aanhankelijk en intelligent te zijn. Het was dol op autorijden en ging dan ook dikwijls met dr. Kruuk mee.
Onderweg sprong de hyena soms uit de auto om wat met soortgenoten te spelen. Na verloop van tijd, soms een paar dagen later, kwam hij steeds naar huis terug. Helaas werd de hyena, omdat hij niet bang was voor mensen, te brutaal. Hij brak in tenten in van het toeristenkamp Seronera in Serengeti, gapte hapjes weg bij dodelijk verschrikte aan de borrel zittende toeristen en werd op de duur de schrik – hoe onschuldig ook – van het gebied waar de onderzoeker werkte. In een Engelse dierentuin slijt hij zijn verdere leven.
In de wildernis vervullen de hyena’s de zeer belangrijke taak van vuilnisman. Kadavers die door andere dieren als ‘niet-meer-te-eten’ worden achtergelaten, vormen voor de hyena’s nog een goed maal dat ze in korte tijd wegwerken. Ze zijn daar helemaal op gebouwd. Het robuuste voorlichaam met de stevige poten stelt ze in staat de zwaarste kadavers naar een geschikte eetplaats te slepen. Met het ontzagwekkende gebit en de zware kaken, krachtiger dan van welk ander roofdier ook, kunnen de hardste botten worden gekraakt, tot een paardeschedel toe. Van een zebra laten de gevlekte hyena’s alleen de hoeven, van een gnoe alleen de hoorns op het slagveld achter; kleine exemplaren slikken ze ook wel mee in.
De uitstekend op hun taak berekende organen zorgen voor de vertering van de gulzig opgeschrokte brokken. Hoeveel botten ze wegwerken is in de wildernis dikwijls te zien aan hun zeer lichtgekleurde mest, die na een dag in de zon te hebben gelegen, spierwit is door het grote percentage kalk. Het gebit van grote snij- en hoektanden en buitengewoon sterke kiezen is zo scherp dat er een stuk papier als met een schaar mee kan worden doorgeknipt.
Het ‘minderwaardige’ aaseten, waardoor hyena’s vaak in zo’n kwade reuk staan, wordt overigens ook door vele andere roofdieren gedaan – leeuw en tijger inbegrepen. De hyena’s zijn alleen wat meer gespecialiseerd in dit voor mensen lugubere bedrijf. Zoals bij verschillende onderzoekingen van de laatste jaren is gebleken – zie daarvoor het artikel over de gevlekte hyena – grijpen hyena’s dikwijls levende en zelfs grote dieren. En ook mensen. Dit laatste gebeurt doorgaans wanneer ze, zonder kwaad in de zin te hebben, aan slapende mensen snuffelen, die daardoor ontwaken. Het gevolg is dat de hyena schrikt, zich plotseling bedreigd voelt en toebijt. Zoiets kan uiteraard zeer ernstige gevolgen hebben.
Eigenlijk is alles wat dierlijk is van hun gading, tot insekten toe. De kleinere gestreepte hyena en vooral de bruine hyena of strandwolf eten in hoofdzaak aas en levende kleine dieren. Een volkomen onschuldig, van insekten levend dier is de aardwolf.
Het enige waar de hyena’s niet van schijnen te houden, zijn dode soortgenoten. Daar zijn toch al weinig liefhebbers voor; het zijn voornamelijk de gieren die hyenalijken nog als eetbaar beschouwen.
Ofschoon hyena’s op het eerste oog wel wat op honden lijken, zijn ze meer aan de katten en speciaal aan de civetkatten verwant. Hyenahonden hebben niets met hyena’s te maken, maar wel met honden.