Spreekt men over hondachtigen, dan denkt men vanzelfsprekend allereerst aan de gewone huishonden, inderdaad een belangrijke groep in de familie. Tevens een heel wonderlijke groep, een verbijsterend mengsel van vaak weinig op elkaar lijkende rassen en variëteiten.
Dieren zo groot als een kalf en miniatuurtjes, nauwelijks groter dan een rat, vormen de uitersten. Daartussen bevindt zich een wonderbaarlijke verscheidenheid, zowel in afmeting, kleur, vacht, bouw en aard. Honden met lange, rechte poten en honden met kleine kromme, honden met een stompe snuit en met een spitse, jachthonden, waakhonden, trekhonden, vechthonden, troeteldieren, honden die zich het beste in tropische hitte thuisvoelen en honden die zich in hevige koude tevreden in de sneeuw te slapen leggen. Toch zijn ze heel in de verte allemaal familie van elkaar, al is dit vaak nauwelijks aan ze te zien. De vergelijking van een vlinderhondje met een Deense dog bijvoorbeeld doet allerminst verwantschap vermoeden. Maar al die miljoenen over de aarde verspreide honden zijn vermoedelijk nazaten van tot kleine rassen behorende wolven.
Dat is althans een door velen aanvaarde uitkomst van allerlei onderzoekingen – waarmee overigens een aantal deskundigen het niet geheel eens is. Hoe de wolf in een grijs verleden, vele duizenden jaren her, tot huisdier is geworden, hoe er althans huisdieren uit zijn voortgekomen, is een kwestie van wetenschappelijk gissen. Het is in ieder geval niet een enkel paartje geweest dat als stamouders der honden kan worden uitgeroepen. Waarschijnlijk is er op verschillende plaatsen in de wereld hetzelfde gebeurd: de wolf sloot zich min of meer uit eigen beweging bij de mens aan, misschien omdat ze allebei hetzelfde doel nastreefden, de jacht, of misschien ervoer de wolf dat er bij de van jacht levende mens gemakkelijk een botje viel mee te pikken. Langzamerhand is het contact nauwer geworden, jonge wolven werden door de mens grootgebracht, tam gemaakt en voor verschillende diensten afgericht. Dit kon omdat bepaalde eigenschappen van de wolf zich goed voor samenwerking met de mens leenden eigenschappen die ook de hond nog bezit.
De volgzaamheid en trouw van de hond vindt men terug in de onderdanigheid van de wolf aan de leider van de troep. De neiging tot bewaking van huis en haard heeft de hond meegekregen van zijn wilde voorouders die hun hol beschermden. Het feit dat elke hond zindelijk is te maken, is niet zozeer een verdienste van zijn baas als wel het volgen van een zelfde gedragslijn als de wolf die vóór alles reinheid in zijn hol wenst en daarom zijn uitwerpselen buiten de deur deponeert. En wie zich wel eens ergert aan de ongeciviliseerde manier waarop de hond niet alleen zijn voedsel maar ook een lekker koekje naar binnen schrokt, moet maar bedenken dat dit ook nog een van die wolveïnvloeden is. Als een in troepen levend dier moet hij in het wild tussen z’n hongerige en begerige kornuiten er wel voor zorgen met spoed z’n portie binnen te krijgen. Gauw opschrokken was en is nog steeds voor de wolven de enige methode. De hond is noch ‘geciviliseerd’, noch intelligent genoeg om in te zien dat dit voor hem allemaal niet meer nodig is. Ongetwijfeld is er in de loop der tijden ook nog ander bloed binnengedrongen, zowel van grotere wolvensoorten als van de nauw verwante jakhals. De uit verschillende wolvenrassen voortgekomen tamme dieren kruisten zich met elkaar en ontwikkelden zich tot de huidige grootste vriend van de mens. Meer dan 300 rassen telt men, plus een ontelbaar aantal ondefinieerbare exemplaren. Geen land ter wereld of er komen honden voor. Australië, dat in voorhistorische tijden niet door de wolf en zijn nazaten kon worden bereikt, was een van de laatste plaatsen, waar de hond doordrong. Vermoedelijk is hij lang geleden met immigranten uit Azië als huisdier meegekomen en in Australië verwilderd. Men kent hem daar nu onder de naam dingo.
De hondachtigen worden in een paar grote groepen onderverdeeld. Een van deze onderfamilies omvat de echte honden met – naast natuurlijk de huishonden en de daartoe behorende dingo – de wolf, de jakhals en de vos, welke laatste onder meer de korsak als echte verwant heeft.
Een kostelijke vertegenwoordiger van deze groep is de kleine fennek of woestijnvos. Tamelijk veel op hem lijkend, maar desondanks tot een aparte en op zichzelf staande groep behorend, is de grootoorvos of lepelhond. De nogal in een kwade reuk staande hyenahond, die noch hyena, noch echte hond genoemd kan worden, is een vertegenwoordiger van de derde onderfamilie.