Heel wat van de hete uren, toen de zon op z’n hoogst stond en er weinig beters te doen viel dan de schaduw op te zoeken, hebben de grappige grondeekhoorns me in Afrika bezig gehouden. Eigenlijk behoren ze niet tot de echte grondeekhoorns, maar tot de borstelhaareekhoorns.
Hun gedragingen op de grond zijn echter veel sprekender dan het feit dat ze borstelige haren hebben en daarom heb ik ze, tegen de systematiek in, bij de grondeekhoorns ondergebracht. Aanvankelijk was het er maar één die, op een afstand van een meter of tien, nieuwsgierig naar me keek. Als hij op z’n achterpootjes zat, het bruine ranke lijfje rechtop, was hij kostelijk om te zien. Als ik maar even bewoog schoot hij in een vreemde hobbelende gang, waarbij de staart horizontaal boven de grond werd gehouden, tussen het hoge gras weg. Enkele seconden later was hij er weer, een stukje dichterbij zelfs, tot hij op het laatst nauwelijks een meter van m’n voeten stond. Het ijs werd helemaal gebroken toen ik een cracker te voorschijn haalde en hem een stukje presenteerde.
Even aarzelde hij, toen kwam hij snel naderbij, trok het baksel uit m’n hand, rende weg en begon een paar meter verderop te knabbelen. In enkele ogenblikken was het verdwenen en keerde hij terug voor een volgend stukje. Weldra zat hij vlak naast me als een razende te eten. Toen hij twee crackers had weggewerkt, begon ik hem ervan te verdenken de zaak grotendeels in z’n wangzakken te hebben gestopt. Een volgend stukje nam hij wel aan, at er evenwel niet van, maar rende er in de bek mee weg. Even later kwam hij om een nieuw stukje bedelen dat eveneens werd weggebracht.
Volgende hapjes werden weer ter plaatse genuttigd. Toen dit allemaal een klein uurtje aan de gang was, drong het tot me door dat er iets niet klopte. Er was niet één grondeekhoorn bij betrokken, maar vijf, die allemaal om beurten hun portie kwamen halen. En als ze genoeg hadden, holden ze met de nieuwe buit een eindje weg, groeven razendsnel een gaatje in de grond, stopten het stukje cracker erin, dekten de zaak met behulp van voorpootjes en neus met zand af en spoedden zich terug. Binnen een uur was een heel pak crackers leeg – voor het grootste deel verstopt in Afrikaanse bodem! Als ze net zulke verstoppers zijn als boomeekhoorns, hebben ze hun hamstervoorraad nooit teruggevonden. Het is wel een ‘verzamelen voor slechtere tijden’, maar helaas vergeten ze waar ze het voedsel hebben verstopt.
Deze Afrikaanse borstelhaareekhoorns zijn in hun vaderland praktisch overal te vinden waar open, zandachtig terrein is. Ze leven in ondergrondse burchten die onderling veelal door gangen zijn verbonden. Als alle eekhoorns doen ze hun maal met zaden, noten, knollen en, wat ze op plantages tot schadelijke dieren maakt, met aardnoten. Ook dierlijk voedsel, eieren en jonge vogels, gaat naar binnen. Naar wordt beweerd, maken ze ook het kippenhok onveilig.
Tot de echte grondeekhoorns behoren, om met de grootsten te beginnen, de alpenmarmot, zijn nog wat forsere, in Oost-Europa en Azië levende verwant, de bobak, en enkele in Noord-Amerika levende familieleden met de blauwgrijze marmot uit Alaska als grootste van het stel. In leefwijze verschillen ze niet veel van hun neef uit de Alpen. Allemaal leven ze in kleine kolonies, vermoedelijk ouders, kinderen en kleinkinderen, in grote onderaardse holen. In het koude jaargetijde houden ze een winterslaap.
Verspreid over Oost-Europa, Rusland, Siberië en grote delen van Noord- en Midden-Amerika leven de ziesels, diertjes ter grootte van onze eekhoorns maar met een korte staart, zonder pluim. Noord-Amerika, van Alaska tot Mexico, telt wel twintig verschillende soorten, waarvan vele er heel wat fleuriger en kleuriger uitzien dan hun saaigekleurde familieleden uit de steppegebieden van Europa en Azië. De gestreepte grondeekhoorn, een bruin en geel gestreept en gevlekt diertje, is er zo een, evenals de goudmantel-grondeekhoorn die een oranjeachtige kop heeft en aan iedere zijde van het bruingrijze lichaam een witte streep met zwarte randen. Een heel bekende Amerikaanse ziesel is het koddige prairiehondje, dat men in vele dierentuinen kan zien. Ook deze grondeekhoorns zijn bewoners van het open landschap. Ze leven gezellig in onderaardse gangen en holen.
Naast de voor eekhoorns gebruikelijke plantenkost staat er, misschien meer dan bij andere soorten, dierlijk voedsel op hun menu. Insekten, muizen, hagedissen en zelfs grotere dieren behoren tot hun buit. Men heeft gezien dat ze jonge konijntjes één voor één uit hun leger wegsleepten en verorberden. Nog minder in overeenstemming met hun grappige snuitje zijn hun kannibalistische neigingen. Talloze worden er op de autowegen door het verkeer gedood. Naar het schijnt een buitenkansje voor soortgenoten die elk slachtoffer dat ze vinden ogenblikkelijk consumeren – met een duidelijke voorkeur voor de hersenen.
Toch weegt de schade, die ze kippenfokkers kunnen berokkenen, bij lange na niet op tegen de vernielingen die ze op cultuurgrond aanbrengen. In vele streken worden ze derhalve met alle beschikbare middelen vervolgd. Wat niet eenvoudig is, want hun gelederen groeien snel aan. Het aantal jongen is bij alle soorten groot en schommelt tussen de vijf en elf of twaalf. Gemiddeld heeft een jong wijfje een kleiner nest dan een ouder exemplaar. De draagtijd ligt tussen 27 en 32 dagen.
Een aan de grondeekhoorns verwante groep is de familie der aardeekhoorns, die in Amerika chipmunks worden genoemd. Het zijn tamelijk kleine dieren met zeer grote wangzakken, die voornamelijk dienen voor het bijeengaren van de wintervoorraden. Ook zij zijn belust op dierlijk voedsel en schijnen zelfs kleine slangen op te peuzelen.