Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Giraffehalsgazelle

betekenis & definitie

Het was waarlijk een sensatie toen wij onze eerste gerenuk of giraffehalsgazelle in het wild zagen. Dat was in het beroemde Amboseli-reservaat in Kenya, een van de weinige plaatsen in het kleine verspreidingsgebied der dieren, waar men er vrijwel zeker van kan zijn er een te zien.

Het milieu is er zoals de gerenuk zich dat wenst: een droog met dicht, doornachtig struikgewas begroeid terrein. De gerenuk is een lust voor het oog. Het kastanjebruine lichaam, naar de buik toe lichter wordend, de ranke poten, lange, dunne hals en het betrekkelijk kleine, spitse kopje, bij de mannetjes gesierd met fraaie, zwaar geringde horens, maken hem tot een van de sierlijkste antilopen van Afrika.

De dieren leven alleen, in paren of kleine groepjes van drie tot zes exemplaren, vaak ver van water dat ze, zolang er boombladeren of de bast en wortels van acacia’s en succulenten voorhanden zijn, niet of nauwelijks schijnen nodig te hebben. Zelfs als er water aanwezig is, drinken ze er niet van. Ook in de enkele dierentuinen waar ze worden gehouden – gerenuks zijn zeer zeldzaam in gevangenschap – nemen ze zelden of nooit water tot zich. Men heeft daar opgemerkt dat ze te vochtige groenten laten liggen tot deze wat zijn uitgedroogd. In de tijd dat de jongen worden gezoogd, schijnen zelfs de wijfjes niet te drinken. De geboorten vinden in het begin van de regentijd plaats wanneer er veel jong en sappig groen is waaruit voldoende vocht kan worden geput ten behoeve van de melkvoorziening.

De eerste keer zagen we hem in een flits: een bruin lichaam met recht naar voren gestrekte hals. Verbluffend snel schoot het dier tussen de wirwar van in elkaar grijpende doorntakken weg. Het nut en de noodzaak van de laag gestrekte hals die met het lichaam een soort wig vormt, werden hier duidelijk gedemonstreerd.

Later hadden we meer succes. Dat exemplaar had ook vrij dicht bij de zandweg gestaan en schoot bij onze nadering eveneens tussen de begroeiing. Maar toen we met de terreinwagen voorzichtig een eindje de bosjes inreden, ontdekten we hem weer. Hij ons ook, maar nu wij niet zo plotseling voor hem stonden en hij ons kon zien naderen, rende hij niet weg. Gerenuks zijn namelijk wel schuw maar tevens erg nieuwsgierig. Alles wat ze vreemd vinden, blijven ze daarom van een afstand vaak een tijdje bekijken.

Doodstil, als een standbeeld. Wat een heel goede camouflage is want een dier dat zich niet beweegt, wordt tussen de begroeiing door roofdieren nauwelijks opgemerkt; die zien namelijk geen of praktisch geen kleuren. Hun wereld is geschilderd in nuances van grijs. Wij mensen herkennen de gerenuk – en de meeste andere dieren – voornamelijk aan de kleur die, hoe goed ook overeenkomend met de droge, roodbruine begroeiing, er voor onze ogen toch voldoende tegen afsteekt. Niet zo voor het roofdier dat beweging nodig heeft. Mogelijk zijn hyena’s, die veel op de reuk jagen, beter af. En de nieuwsgierige gerenuks bij deze rovers slechter. Het is althans een feit dat vooral de gevlekte hyena’s de veel snellere gerenuk nogal eens buitmaken. Toen we daar met de wagen tussen de bosjes bleven staan en ons niet bewogen, was het met de nieuwsgierigheid van de gerenuk spoedig gedaan. Het dier deed een paar stapjes naar een struik en plukte er met de soepele lippen een paar blaadjes af. Al kauwende keek het waakzaam in onze richting.

Na enkele minuten was het er kennelijk van overtuigd dat er geen gevaar was te duchten en gedroeg het zich alsof wij er niet waren. Met een korte ruk van het lichaam stond de gerenuk ineens op de achterpoten, legde de voorpoten op een tak boven hem, strekte de lange hals en knabbelde hoog uit de struiken wat blaadjes weg. Het was de typische houding van de gerenuk, die hem in staat stelt daar te eten waar andere bladeters niet bij kunnen – de giraffe daargelaten. Die kan z’n voedsel nog hoger halen, zonder erbij op de achterpoten te gaan staan. Het wonderlijke was dat de gerenuk onbekommerd rechtop bleef staan, een uiterst gevaarlijke houding; blijkbaar beschouwde het dier ons als volkomen onschuldig.

Op de betrekkelijk weinige plaatsen in Oost-Afrika waar gerenuks een geschikt milieu vinden, komen ze nog in redelijke aantallen voor. Zelfs in Somaliland, waar vele dieren schrikbarend worden vervolgd. De gerenuk is er tamelijk veilig want de bewoners geloven dat wie een gerenuk doodt, zijn dromedarissen zal verliezen.

Totale lengte 180-195 cm; staart 30-35 cm; schouderh. 90-105 cm; hals 35-45 cm; gewicht 40-45 kg. Wijfje iets kleiner. Alleen bokken hebben horens, 30-35 cm lang, record ruim 43 cm.

Kastanjebruin op rug, lichter op flanken; buik en binnenzijde poten wit. Dunne staart met zwarte pluim. Effen bruin kopje met witte streep boven grote donkere ogen.

Voedsel: Plantaardig, bladeren van struiken en bomen, boombast, wortels. Drinkt zelden of nooit.

Draagtijd 200-210 dagen, gem. 203 dagen; 1 jong.

Zie ook antilopen en gazellen.

Gerenuk, Waller’s Gazelle • Gerenuk, Giraffengazelle • Gerenuk, Gazelle girafe

Litocranius walleri.

< >