Het is minder gewoon dan vaak wordt vermeld dat giraffen zich in het wild bij kudden andere dieren aansluiten of omgekeerd. Giraffen zijn niet van die erg sociale dieren; meestal trekken ze in kleine familiegroepjes rond. Grote kudden van tientallen of honderden exemplaren ziet men heel wat minder vaak. En dan gewoonlijk nog over een vrij grote oppervlakte verspreid. Het gebeurt natuurlijk wel dat ze zich tussen een kudde andere dieren bevinden. Er is geen voedselconcurrentie – de giraffe eet hoog in de lucht – en ook geen andere vijandschap, dus bezwaren zijn er niet.
Toch is het meestal meer toeval als giraffen bij kudden zebra’s of antilopen terechtkomen dan dat hier van een natuurlijk samengaan sprake is zoals bij zebra’s en gnoes. Men zou zeggen dat de lager bij de grond levende grazers veel profijt van de langhalzen kunnen hebben; die kijken immers overal overheen en zien gevaar al van verre naderen. Het is de vraag of de dieren zich om die reden bij elkaar aansluiten. Geen enkele maal heb ik in het wild antilopen zich onder de hoede van giraffen zien stellen. Zelfs in streken met veel leeuwen liepen beide gewoon langs elkaar heen. Evenmin heb ik gezien dat giraffen gevaar eerder in de gaten hadden dan andere dieren, al moet ik erbij zeggen dat het moeilijk is te constateren of antilopen worden opgeschrikt door een leeuw of door de reacties van een giraffe op die leeuw. De giraffe zoekt zijn dagelijkse kost voornamelijk in de bomen, speciaal in de schermacacia. De wel twintig centimeter lange tong wordt om de twijgjes gelegd, waarna deze met de scherpe tanden van de onderkaak worden afgesneden. Ook worden de bladeren wel met de tong afgerist. Ik heb in Afrika een giraffe eens van zeer nabij kunnen observeren toen het dier z’n voedsel van tamelijk lage doornacacia’s plukte. Hij knabbelde hooguit enkele minuten aan een struik en wandelde dan naar de volgende. Hij moest iedere keer de voorpoten een beetje spreiden om bij het lage gewas te kunnen komen.
Het wonderlijkste was dat hij zich van de lange scherpe en als spijkers zo harde doornen van de struiken weinig aantrok. Meestal wordt aangenomen dat de giraffe het groen met de lange tong tussen de doornen weghaalt, maar in dit geval – en dat zal altijd wel zo zijn – gingen ook de stekels naar binnen. Aan de beweeglijke snuit van de giraffe, vertrokken in allerlei vreemde rimpels, was duidelijk te zien hoe de stekels vlak buiten de bek door optrekken en uitbollen van lippen en wangen werden ontweken. Die in de bek waren, werden vermalen en doorgeslikt.
Slechts als er in de hoogte niets te halen is, neemt de giraffe voedsel, gras, van de bodem op. Liever niet; het is lastig en gevaarlijk bovendien. Want hoe lang zijn hals ook is, de voorpoten zijn net nog wat langer zodat hij wijdbeens moet gaan staan om van de grond te eten of om te drinken. In die houding is hij niet ogenblikkelijk in staat te vluchten of zich te verdedigen. Pas wanneer de omgeving vrij van vijanden schijnt, waagt hij het te drinken. Toch vallen er dan nog al eens slachtoffers door bij de drinkplaatsen op buit loerende leeuwen.
Als giraffen gewoon op de been zijn, hebben leeuwen doorgaans ontzag voor ze. Met de lange voorbenen kunnen ze naar voren en opzij enorme trappen uitdelen die menig roofdier het leven hebben gekost. Verscheidene malen is waargenomen dat wijfjes, die jongen te verdedigen hadden, aanvallende leeuwen met één trap de schedel insloegen. Voor het overige zijn giraffen in de natuur goedaardige dieren die zich slechts zelden agressief gedragen, zelfs niet als ze gewond zijn. In de dierentuin, waar ze hun natuurlijke angst voor de mens hebben afgelegd, moeten de verzorgers op hun hoede zijn voor de lange maaipoten van bepaalde minder vriendelijke individuen.
De sierlijke giraffe is eigenlijk heel vreemd van proporties. Bij een totale lengte van vijf, zes meter en een schouderhoogte van meer dan drie meter – een volwassen man kan gemakkelijk tussen z’n voorpoten staan – bedraagt de lengte van het lichaam ‘slechts’ twee meter, zodat het dier bijna driemaal zo hoog is als lang. Toch heeft de hals, net als bij andere zoogdieren, maar zeven wervels, elk van ongeveer 40 centimeter. De lengte van de hals maakt het noodzakelijk dat er in de bloedsomloop speciale voorzieningen zijn getroffen. Bij het buigen van de kop naar de grond en het daarna terugbrengen tot vijf, zes meter boven de grond, zou er te veel bloed aan de hersenen kunnen worden onttrokken. Bij opgerichte hals blijkt de bloeddruk in de halsslagader – waarvan de wand anderhalve centimeter dik is! – 200 millimeter te bedragen en bij naar de grond gebogen kop slechts 175 mm, dus niet aanmerkelijk meer maar zelfs minder. De giraffe dankt dit aan speciale kleppen in de grote halsader die de naar het hart teruggaande bloedstroom kunnen onderbreken en er aldus voor zorgen dat de druk in de hersenen constant blijft.
De lange hals is door de natuur met nóg een functie bedacht, namelijk van vetopslagplaats. Bij andere dieren geschiedt vetvorming meestal op het lichaam zelf, maar daar is bij de giraffe weinig plaats; aan de hals wel. Een goed gevoede giraffe heeft daarom een dikke nek; een mager halsje betekent een minder goede conditie.
En dan is de hals nog een wapen in de strijd tussen mannetjes, het zogenaamde nekken waarbij de heren in manlijk zelfvertoon met de kop op elkaars hals beuken. Het is geen echt vechten, al komen de klappen hard aan, maar eerder een vaststellen wie de sterkste is en daardoor hoger op de ladder van de giraffenmaatschappij staat. Er schijnt een zekere rangorde bij ze te bestaan; de ene stier is ondergeschikt aan de andere. Bij het nekken wordt de plaats die het individu inneemt, bevestigd of op de andere veroverd. Het gebeurt heel langzaam als in een vertraagde film. Om beurten geven ze elkaar kopslagen. Vaak wordt de hals extra ver uitgehaald en dan zwaait de meer dan twee meter lange ‘steel’ met reusachtige ‘hamer’ – de kop is ongeveer een meter – langzaam door de lucht om met een doffe klap op de hals van de tegenstander te komen. Meestal doet de ander geen pogingen de slag te ontwijken, hoogstens houdt hij de hals iets naar beneden of juist recht omhoog. Zodra hij de klap heeft opgevangen, haalt hij op zijn beurt uit. De klappen worden voornamelijk gegeven met de bovenkant van de kop, waarop zich ook de met huid overtrokken en van haarpluimpjes voorziene hoorntjes bevinden. Die pluimpjes hebben veel te lijden; bij oudere mannetjes zijn ze dan ook geheel weggesleten. Het is geen vechten op leven en dood.
Zodra een van de twee het opgeeft, stopt de ander en wandelen ze zonder enige vijandelijkheid verder. De zwakste wordt na zijn nederlaag dus niet uit de groep gejaagd. Het wil niet zeggen dat er nooit slachtoffers vallen. Soms komen de slagen zo hard aan dat de getroffene knock-out gaat of dat hem de nek wordt gebroken. Giraffen in het wild leveren een onvergetelijke aanblik op, vooral als ze galopperen. De normale telgang – om beurten de beide linker- of rechterbenen naar voren – geeft het minste risico dat de lange ledematen tegen elkaar slaan.
In galop worden de achterbenen gelijktijdig zijdelings naar voren gegooid om vóór de voorpoten aan de grond te komen. Het lichaam van de giraffe blijft bij het rennen vrijwel onberoerd. Met de hals iets naar voren gestrekt schijnt het dier met langzaam bewegende benen over de bodem te golven. Het lijkt niet hard te gaan – in werkelijkheid is de snelheid een kilometer of vijftig, met sprongen van vier tot vijf meter.
Van Zuid-Afrika tot aan de Sahara, overal waar open, met bomen en struiken begroeide terreinen zijn, komen giraffen voor. Er wordt ongeveer een dozijn rassen onderscheiden. Bekend zijn de netgiraffen met grote, regelmatige vlekken als in een soort vakwerk, en de masaigiraffen met een wingerdbladachtige tekening. Over het nut van de vlektekening kan men lang filosoferen. Dat camouflage het doel is, is te betwijfelen – ook als men de zaak beschouwt vanuit het oogpunt van de kleurenblinde vijanden. Het valt niet te ontkennen dat een giraffe tussen een vrij dichte begroeiing en in hete, trillende lucht moeilijk is te ontdekken.
Maar dat geldt ook voor de effen bruine impala of de grauwe neushoorn. Bovendien – en dat wordt meestal over het hoofd gezien – is er in die ‘trillende lucht’ weinig activiteit. Het is dan te warm, de dieren rusten in de schaduw. Oók de roofdieren. Die jagen dan zelden of nooit. In het open veld is de giraffe echter zeer opvallend.
Giraffen slapen meestal liggend, soms met omhooggestrekte hals – voor deze houding zijn speciale voorzieningen getroffen – soms met de kin rustende op de heup waardoor de hals in een grote boog naar achteren loopt. Wat hun geluid betreft: in het algemeen zwijgen ze. De mannetjes laten soms een zacht, hees gegrom of gekuch horen als waarschuwing voor rivalen.
Als ze op de vlucht slaan, hoort men wel eens wat gesnuif. En jonge dieren produceren soms iets dat op het geluid van een koekalf lijkt.
■ Rassen verschillen aanmerkelijk in grootte. Stier gem. totale lengte, van neus, langs hals, over rug tot staartpunt 5,50-6 m; staart 1-1,20 m; normale hoogte van grond tot punt horens 4,50-5,50 m; schouderh. 3,00-3,70 m; hoorntjes 20-25 cm, gewicht 1000-1500 kg.
Wijfje totale lengte 4-5 m; staart 80-100 cm, normale hoogte 4,25-4,75 m; schouderh. 2,40-3,00 m, gewicht 500-800 kg.
Giraffe in Artis: kop loodrecht 4 m boven grond, schouderh. 2,75 m, kon met tong 5,25 m hoog komen. Jong hij geboorte 1,80-1,90 m hoog; groeit eerste weken ong. 1 cm per dag, daarna 10-20 cm per maand. Ex. in Artis, bij geboorte 1,90 m, was na 45 dagen 2,35 m.
Bruine tot donkerbruine vlekken op lichte, bruingele tot vrijwel witte ondergrond. Buikzijde en binnenkant poten vrijwel wit, zonder vlekken.
Er komen soms haast witte exemplaren voor; in een Japanse dierentuin is zo’n ongevlekt dier geboren. Ook in de natuur worden ze wel gesignaleerd. Ook oudere exemplaren worden soms lichter van kleur.
Voedsel: Vooral bladeren en twijgen van acacids. In Artis 4,5 kg krachtvoer, 7 kg hooi; ’s winters 4 kg voerbieten en 4 kg wortelen, ’s zomers te vervangen door verse lucerne. In natuur gezien dat ex. met jonge dode antilope in bek liep en er op sabbelde en kauwde. Dit lijkt uitzondering; van vlees eten verder nooit iets gemeld.
Draagtijd omstreeks 15 mnd.: één jong (zelden 2) dat door het staande wijfje ter wereld wordt gebracht. Baby 1,70-1,90 m lang, 50-65 kg zwaar, ploft gewoon op grond. Kan na een kwartiertje meestal staan. Loopt binnen enkele uren rond.
Uitstekend gezichtsvermogen. Prachtige grote, donkere ogen met lange wimpers. Hoorns zijn geen echte hoorns maar door huid overtrokken beenachtige uitsteeksels. Sommige rassen hebben zo’n zelfde hoorn op het voorhoofd; bij oude dieren van die rassen ontstaan achter de normale hoorns nog twee, kortere uitsteeksels. Men noemt deze daarom wel vijfhoorns.
Naaste verwant is de okapi.
Giraffe • Giraffe • Girafe
Giraffa camelopardalis.
In vele rassen voornamelijk op licht begroeide savannen.