Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Geelkoptroepiaal

betekenis & definitie

Negen tot twaalf dagen nadat hij blind, praktisch naakt en hulpeloos uit het ei is gekomen, amper drie gram ‘zwaar’, klautert de jonge Noordamerikaanse geelkoptroepiaal over de rand van het nest. Hij grijpt zich vast aan een der in het water staande riethalmen, waartussen het nest is opgehangen en klautert moeizaam naar boven.

Tot vliegen is hij niet in staat, de vleugels zijn nog lang niet volgroeid. Toch dwingt zijn ‘instinct’ hem, de broedruimte te verlaten en een schuilplaats te zoeken in het struikgewas aan de oever. Maar dat is ver weg en onder hem kabbelt water. Poot voor poot klimt de kleine vogel langs de riethalm omhoog tot hij de top heeft bereikt. En dan gebeurt het. Ondanks het geringe gewicht van de klauteraar buigt de stengel toch een beetje om en raakt daardoor een andere halm, die direct door het diertje wordt gegrepen.

Deze stengel buigt op zijn beurt door, waarna op nummer drie wordt overgestapt. Heel langzaam gaat de tocht. Als de troepiaal moe wordt, laat hij zich naar beneden zakken en rust op een waterplant uit. Dan gaat hij verder. Zodra de vaste wal is bereikt, verstopt hij zich direct in de struiken. Met zijn evenzo overgekomen broertjes en zusjes wordt hij daar een week door de ouders van voedsel voorzien. Als hij drie weken oud is, kan hij vliegen en moet hij voor zichzelf zorgen. In het broedseizoen verzamelen geelkoptroepialen zich in grote en kleine kolonies, bij voorkeur daar waar niet al te diep en met riet begroeid water is, dat omringd wordt door struikgewas. Hier zijn ze tamelijk veilig voor landroofdieren en – onder de bosjes voor roofvogels. Als baltszang brengt het mannetje een vreemd, enigszins angstaanjagend geluid voort. Het wijfje bouwt het nest. Met natte, dode stengels en bladeren worden op zestig tot tachtig centimeter boven het wateroppervlak een aantal rietstengels aan elkaar verbonden. Met hetzelfde materiaal weeft ze er een kuipnestje aan vast, dat ze dan een paar dagen laat drogen.

Het natte spul krimpt en trekt de rietstengels naar elkaar toe waardoor een stevig geheel ontstaat. Ondanks alle voorzorgen gaan van elke drie jongen in een kolonie er gemiddeld twee door weersomstandigheden, slangen, roofvogels en andere vijanden te gronde.

Totale lengte 22-25 cm; spreeuwgroot.

Kop, hals en borst geel of oranjegeel; smalle zwarte ring om ogen; verder zwart met witte vlek op vleugels. Wijfje bruinzwart met gele vlekjes en streepjes aan kop en hals.

Voedsel: Vooral zaden, ook insekten. Jongen krijgen in het begin alleen insekten.

Kuipvormig nest; 3-4 grijs- tot groenwitte, gespikkelde eieren; broedtijd 11-13 dagen. Jongen blijven slechts paar dagen constant onder moeder, daarna alleen ’s nachts. Overdag geeft wijfje met vleugels bescherming tegen felle zon.

Zie ook troepialen.

Yellow-headed Blackbird • Gelbkopfstarling • Troupiale à tête jaune

Xantocephalus xantocephalus.

< >