Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Fazanten

betekenis & definitie

Van oorsprong zijn fazanten afkomstig van het vasteland van Azië. Ze leven – voor sommige soorten is het misschien ‘leefden’ – er op uiteenlopende soorten terrein, zowel op grote hoogten met ’s winters hevige koude en ’s zomers hitte, als in het tropische, broeiend vochtige laagland.

Speciaal de soorten die gewend zijn aan sterk wisselende temperaturen, zijn ideale dierentuinbewoners die zich uitstekend aan ons klimaat aanpassen. Daar de hanen bovendien meestal zeer fraai in de veren zitten en er geen al te hoge eisen aan het voedsel worden gesteld, zijn verscheidene soorten tot gewone verschijningen in fazanterieën geworden, ook bij particulieren. Ofschoon ze maar zelden tot goed broeden zijn te brengen, leggen vele wel eieren die dan door een broedmachine of broedse kip tot ontwikkeling worden gebracht. Enkele soorten bleken zo’n groot aanpassingsvermogen te hebben dat ze, buiten hun vaderland in het wild uitgezet, op vele plaatsen tot de inheemse fauna zijn gaan behoren, zoals in onze streken de jachtfazant. Oorspronkelijk hoort ook hij thuis in Azië, maar zowel door de Grieken als de Romeinen werd hij over Europa verspreid. Pas aan het eind van de vorige eeuw is de vogel in Amerika geïntroduceerd.

De verspreiding ging ook daar bijzonder snel. Twee hanen en zes hennen werden in 1937 uitgezet op een eilandje bij Washington. In 1943 telde men er al bijna 2000. Praktisch overal ter wereld, op vrijwel elk terrein, zijn ze thans te vinden, van 4000 meter hoogte tot heet, droog, woestijnachtig gebied, van moerassen tot bossen. Bij weinig vogels bestaat zo’n sprekend verschil tussen hanen en hennen als bij de hoendervogels, de groep waartoe de fazanten behoren. De hanen zijn meestal uitzonderlijk mooi gekleurd en getekend en hebben lange, indrukwekkende staarten. Vele zijn ware meesterstukjes van de natuur en lijken door hun ‘kostbare’ uiterlijk zeer zeldzaam. Wat ze vaak allerminst zijn omdat ze geregeld worden gekweekt, zoveel dat er nooit exemplaren uit hun vaderland behoeven te worden geïmporteerd. De hennen zijn daarentegen nagenoeg allemaal zeer eenvoudig, eigenlijk saai van kleur. Dat is heel doelmatig want daardoor vallen ze bij het broeden tussen het kreupelhout of zomaar ergens op de grond nauwelijks op.

Ze schijnen geen eigen luchtje te hebben en kunnen dus niet door de speurende neus van een vijand worden opgemerkt. De hanen zijn doorgaans nogal lastig en hebben weinig met de leden van de eigen sexe op. In de paartijd veroveren ze een wijfje, soms het ene na het andere, soms een stel tegelijk. Andere worden door de hennen bezocht of leven paarsgewijs. Maar nooit dulden ze andere hanen op hun terrein. Met die eigenschap moet men ook in gevangenschap rekening houden.

Twee hanen bij elkaar draait in de paartijd onherroepelijk uit op een vechtpartij die gewoonlijk pas met de dood van een der partijen ophoudt. Ook de plaatsing van de hennen moet met overleg gebeuren. Fazanthanen zijn vaak onstuimige minnaars die bij de paring een dame stevig in de kop pikken. Wanneer er in zijn verblijf slechts één dame is waarop hij al zijn driften moet uitleven, kan dat wel eens té stevig zijn. Zo’n hen loopt dan kans doodgepikt of ernstig verwond te worden. Een ruime sortering dames, waardoor de liefdesuitingen over wat meer koppen worden verdeeld, is soms een goede remedie.

Bij fazanten die van nature in paren leven, is het beter wanneer er niet te veel vrouwvolk om de haan heen is. Een grote rol speelt ook de aard van het individu. De ene haan kan bij de hen of hennen en het kroost worden gelaten, zonder dat hij ze lastig valt; een andere van dezelfde soort moet van de jongen worden weggehouden, wil hij ze niet vermoorden. Ook op de dames valt dikwijls iets aan te merken. Ze springen vaak slordig om met de eieren die zomaar ergens in het perk worden gelegd, en ook zijn het niet altijd even goede moeders. De grappige Japanse zijdehoentjes, ideale broedsters op alles wat ei is en hoedsters van alles wat uit het ei kruipt, zijn in de fazanterie dan ook onmisbare pleegmoeders.

In het broedseizoen hebben ze het razend druk met de ondergeschoven fazanteëieren. Heel wat fazanten hebben hun bestaan aan de witte kipjes te danken. En, als er geen broedse kip is, aan de broedmachine.

Beroemd zijn fazanthanen om het ingewikkelde ceremonieel dat pronken of baltsen heet. Iedere fazantesoort heeft zijn eigen methode. Sommige hebben er in het wild een speciale arena voor ingericht, andere doen het zomaar ergens in het bos. Maar bij allemaal is het de bedoeling om in de paartijd door trillen met de vleugels – wat soms een luid geruis veroorzaakt – door geschreeuw, gedans of opzetten van de pronkveren, de wijfjes voor zich te winnen en andere hanen duidelijk te maken dat ze op het terrein niet gewenst zijn. De fraaiste en ingewikkeldste danspassen worden er gemaakt, er wordt gedraaid en gehold, de haan heft zich zo hoog mogelijk op of maakt diepe buigingen en etaleert alles wat hij aan mooie veren heeft. Feitelijk ziet het wijfje in de imponerend opgezette veren dezelfde bedreiging als een haan. Onder normale omstandigheden zou ze ervoor op de vlucht gaan. De haan bouwt de zaak daarom zorgvuldig van de grond af op. Een paar danspasjes, enkele schitteringen van de kleurige veren, alles enige malen herhaald, kunnen voldoende zijn om het wijfje in de juiste stemming te brengen.

Nu krijgt het verdere baltsgedrag van de haan een andere betekenis voor haar. Als hij niet al te wild van stapel loopt met dansen en pronken, kan hij haar wel voor zich winnen. In plaats van te vluchten, wordt ze nu als het ware door hem aangetrokken. Als ze nog niet helemaal in de juiste stemming voor een huwelijk is, kan de angst het winnen en holt ze weg voor de imponerende haan. Gaat hij haar dan achterna, dan raakt ze in paniek en komt er van de paring niets terecht. De haan zwenkt echter af, rent in een boog om haar heen en begint vóór haar opnieuw te pronken.

Soms gaat alles snel in z’n werk, andere keren moet hij zich lang uitsloven om haar voor zich te winnen. De hele balts is eigenlijk een vraag- en antwoordspel, waarbij de ene fase pas op de andere volgt als het goede antwoord is gegeven. De haan begint te roepen en te baltsen omdat hij er in de paartijd bij het zien van een concurrent of een wijfje van nature toe wordt gedwongen. Geeft het wijfje daarop het juiste antwoord – door belangstelling te tonen of zich op een bepaalde manier te gedragen – dan doet de haan de volgende stap. Er is dus sprake van een wisselwerking, waarbij de een de ander beïnvloedt, met de paring als uiteindelijk resultaat. Dit hele ‘spel’, dat bij iedere fazantesoort verschillend is, heeft een belangrijke functie.

Alleen de vertegenwoordigers van een en dezelfde soort kennen alle vragen en antwoorden welke bij die soort horen. Vermenging van soorten kan daardoor in de natuur praktisch niet voorkomen, omdat bij het paringsceremonieel dan onherroepelijk kortsluiting zou optreden. Hanen hebben hun fraaie veren dus niet alleen om ‘mooi te zijn’ – ze voorkomen in de natuur ongewenste kruisingen.

Het huwelijk duurt bij de meeste soorten slechts enkele dagen. Dan trekt het wijfje weg om ergens in een simpel nest haar eieren te leggen, in aantal variërend van twee tot meer dan twintig, afhankelijk van de soort.

Een paar van de bekendste soorten zijn de prachtige Lady Amherstfazant en zilverfazant, de oorfazant – daarbij de sexen nagenoeg aan elkaar gelijk zijn – alsmede de argusfazant en pauwfazant.