Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Europese flamingo

betekenis & definitie

Buiten de broedtijd trekken de grote, witte of Europese flamingo’s – vreemde naam voor vogels die in Afrika en grote delen van Azië voorkomen en in Europa alleen in het zuiden – in groepen van de ene voedselvindplaats naar de andere. In de broedtijd echter verzamelen ze zich op de betrekkelijk weinige, maar zeer grote vaste broedplaatsen, onder andere in de Camargue in Zuid-Frankrijk, in Zuid-Spanje, Noord-Afrika, op een achttal plaatsen in Azië en, naar men sinds kort weet, in Oost-Afrika.

Met klapperende vleugels en met een hals die in vreemde bochten en kronkels wordt gedraaid, maken de mannetjes de wijfjes het hof en reageren de wijfjes op de avances van de mannetjes. Dat gebeurt op speciale baltsplaatsen en is geen kwestie van een paar dagen, zoals bij de meeste vogels, maar van weken en vaak maanden. Bij broedplaatsen in Afrika wordt al in januari door groepen flamingo’s gebaltst, veelal enkele uren per dag. Geregeld sluiten zich er nieuwe exemplaren bij aan, andere vallen af. De eieren komen pas in april en mei. Maar ook dan nog en later zelfs zijn de dieren in de weer met elkaar het hof te maken.

Enerzijds houdt dit verband met het feit dat de grote flamingo’s in Afrika geen vaste broedtijd hebben – al ligt het hoogtepunt in genoemde maanden – maar misschien mag er tevens uit worden afgeleid dat de balts voor deze dieren een meer omvattende betekenis heeft dan voor de meeste andere vogels waar het zuiver de inleiding is tot de paring. Met die lange tijd van kennismaking wordt tegenwoordig in de dierentuin terdege rekening gehouden zoals in het artikel over flamingo’s is vermeld. Als de nesten zijn gebouwd, de eieren gelegd en de vogels zich met samengevouwen maar desondanks ver over de nestrand uitstekende poten op hun ene ei hebben gezet, levert het terrein een feeërieke aanblik op door de vaak duizenden broedende vogels. De ouders broeden om beurten en verzorgen ook samen het grappige, grijswollige jong, dat de eerste tien of twaalf dagen op of vlak bij het nest blijft. In die tijd, en ook een paar dagen voor het uitkomen der eieren zijn de volwassen dieren, in tegenstelling tot normaal, bijzonder mak. Ze hebben de neiging om tot het uiterste bij hun kroost te blijven; gevaar komt op de tweede plaats. Als na die periode de jongen te water gaan en zelf in staat zijn zich aan gevaar te onttrekken, kan de nestverdediging worden opgeheven – want dat is die ‘makheid’ feitelijk.

De jongen worden ± twee maanden door de ouders gevoerd met... ‘melk’. Net als bij duiven wordt door klieren in de wand van de slokdarm een vloeistof afgescheiden die door de oudervogel met de snavel in het bekje van het jong wordt gedruppeld of gegoten. Het is geen voorverteerd en opgebraakt voedsel, maar een substantie die enigszins met zoogdiermelk is te vergelijken en erg voedzaam is. Een jong dat bij de geboorte ongeveer 100 gram weegt, neemt in die twee maanden twee tot vier kilo in gewicht toe! Het dier wordt dan ook letterlijk gevoed met het... bloed der ouders. Flamingomelk is rood, zowel door caroteen, een kleurstof die bij de vogels ook voor de rode kleur der veren zorgt, als door echte rode bloedlichaampjes, afkomstig van de ouders. In Bazel, een van de eerste dierentuinen in Europa waar flamingo’s uit het ei kropen, heeft men dit ontdekt aanvankelijk met grote schrik. Men zag namelijk hoe aan de snavel van een oudervogel een rode druppel hing, wat de dierentuinmensen deed vrezen dat er bij het dier sprake was van een inwendige verbloeding. Zij, noch iemand anders, hadden enige ervaring met het grootbrengen van flamingo’s. Een onderzoek van het ‘bloed’ wees uit dat het genoemde bestanddelen bevatte en bovendien talrijke andere voedingsstoffen.

De eerste weken eten de kuikens vrijwel geen ander voedsel. Ze kunnen het trouwens niet zo goed, want eerst moet zich het filterapparaat in hun snavel ontwikkelen. Bij de geboorte hebben ze een rechte snavel die geleidelijk aan de kromme vorm van die der ouders krijgt. Als ze een week of twee oud zijn, huppelen de kleinen van het nest en verzamelen ze zich in grote troepen, soms van duizenden exemplaren, die door een aantal volwassen vogels worden bewaakt. In tegenstelling tot de overigen die bij gevaar op de vlucht gaan, blijven de bewakers bij de scharen kroost om deze zo snel mogelijk naar veilig water te leiden. Voor de nog broedende flamingo’s en op het nest verblijvende jongen zijn de horden kleine flamingo’s een ware plaag.

Als een golvende massa rennen ze over alles en iedereen heen. Gelukkig kunnen zelfs pasgeboren kuikens een stevig stootje verdragen en gebeuren er zelden ongelukken. Maar het is wel zeker dat vele nog broedende vogels hun nest in arren moede in de steek laten en het voor dat jaar opgeven. In de troep worden de jongen door de eigen ouders gevoerd. Als een oudervogel arriveert, zal geen vreemd kind proberen te worden gevoerd; alleen het eigen kuiken komt haastig opdraven.

In het begin krijgen de kuikens vele malen per dag te eten; allengs wordt het minder tot het na ongeveer een maand maar een of twee keer gebeurt. Zo’n voeding kan wel een kwartier of twintig minuten duren. Zodra de dieren uit zichzelf kunnen eten – daartoe zijn ze pas in staat als de snavel volgroeid is – en tevens kunnen vliegen, houdt de ‘melkvoeding’ op.

Totale lengte 1,10-1,30 m; hoogte 1,60-1,80 m; uitgerekt nog hoger. Wijfjes aanmerkelijk kleiner.

Wit met hier en daar zalmkleur, zwarte slagpennen en scharlakenrode vleugeldekveren. Roze snavel met zwarte punt, roze poten en tenen.

Voedsel: Alle mogelijke kleine waterdiertjes, insektelarven, garnaaltjes, wormen, tot krabbetjes van 1,5 cm lang. Ook algen.

Broeden in kolonies op heuveltjes, 20-30 cm hoog, doorsnee aan top 20-25 cm, 1 wit ei – zeer zelden 2 – broedtijd 28-30 dagen. Jong na 2-3 dagen in en uit nest, na 12-14 dagen in water, daarna in troepen.

Zie ook flamingo’s en rode flamingo.

Greater Flamingo • Gemeiner Flamingo • Flamant rosé

Phoenicopterus ruber roseus.

< >