Feitelijk heeft de naam ‘eenstraligen’, die men in het Nederlands aan een ongeveer 6500 soorten omvattende orde der vissen heeft gegeven, weinig te betekenen. Er zijn enkele uitwendige kenmerken, onder andere de ene weekstralige rugvin, maar dat zijn slecht hanteerbare begrippen die lang niet altijd opgaan.
De verwantschap van de zeer van elkaar verschillende vissoorten is in hoofdzaak te vinden in het zogenaamde orgaan van Weber. Het wordt gevormd door de vier eerste rugwervels achter de kop, die veelal sterk vergroeid zijn en die met kleine botjes – van oorsprong bepaalde delen van die wervels – een soort schakel vormen tussen de zwemblaas en het inwendige oor. Waar dat mechanisme precies voor dient, is nog niet duidelijk; waarschijnlijk ter ondersteuning van het gehoor, mogelijk ook registreert het verschillen in waterdruk. Dat het van groot belang is, blijkt wel uit het feit dat een zo grote groep van nogal dominante zoetwatervissen het bezit. Enig houvast bij het herkennen van rondzwemmende vissen geeft dit inwendige kenmerk uiteraard niet. Men zal het dus moeten doen met de lijst namen die deskundigen hebben opgemaakt van de vissoorten bij welke het mechanisme is gevonden. Om verwarring te voorkomen is het misschien beter, de orde met de wetenschappelijke naam Cypriniformes aan te duiden – of, als dat een te volle mond wordt, als webervissen. Er zijn er heel wat. De grote familie der karperzalmpjes behoort er toe, met als beruchte vertegenwoordigers de piranha’s en voorts bekende aquariumvissen als rode rio’s en neon visjes, om er enkele te noemen. Ook de Mexicaanse blinde grottenvis is van de familie – over hem wordt bij blinde vissen gesproken. Totaal anders van aanzien en aard is de groep met de beroemde sidderaal uit het Amazonegebied. Een grote en heel gewone sub-orde is die waartoe de voorns, karpers en voorts de modderkruipers behoren. En dan zijn er nog de merkwaardige meervallen in allerlei vormen en maten.
Cypriniformes komen vrijwel overal ter wereld voor waar het niet al te koud is. Als ‘huisdier’ verreweg de meest bekende is de goudvis; vissers zullen namen als karper, zeelt, brasem en voorn meer aanspreken. Goudvissen worden reeds vele honderden jaren in aquaria gehouden, in onze streken aanvankelijk veelal in een ‘urinaal’ – omdat men niets beters voor ze had. Dat is overigens tot op de dag van vandaag zo gebleven, want de typische goudvissenkom verschilt er in vorm niet zo veel van. Goudvissen zijn onvoorstelbaar hard en laten de meest onnatuurlijke behandeling – kaal kommetje, slecht voedsel, om de paar dagen vers leidingwater, amper voldoende zuurstof – over zich heen gaan. Al zullen ze er niet oud bij worden. Merkwaardige ‘webervissen’ zijn de modderkruiper, de Europese meerval, de siddermeerval, de veel in aquaria gehouden pantsermeervallen en de eigenaardige rugzwemmende meerval.