Het is niet onmogelijk dat de uitdrukking ‘een kat in de zak kopen’ omstreeks de zeventiende eeuw is ontstaan toen ook in ons land en speciaal in Amsterdam allerlei lieden zich bezighielden met het kweken van civetkatten. Deze aan de katten en hyena’s verwante roofdieren waren in die tijd, toen nog geen chemische laboratoria voor alle gewenste luchtjes konden zorgen, van grote waarde door de civet die ze uit een paar klieren aan de achterzijde van het lichaam afscheiden.
Een stof met een scherpe, penetrante en voor de meeste Europese neuzen onaangename geur. Aangezien men het een paar honderd jaar geleden met de lichamelijke hygiëne niet zo nauw nam en de lijfluchtjes slechts door zeer sterk riekende stoffen konden worden overstemd, stond de civet toen vooral bij de heren der schepping in hoog aanzien. En daar een civetkat, zelfs bij een zeer goede voeding, slechts een klein beetje van zijn kliervocht per keer kan afgeven – in totaal maar enkele tientallen grammen per jaar – lag de prijs dusdanig hoog dat er een levendige handel in de katten ontstond. Maar de echte civetleveranciers – vele leden van de uitgebreide familie dragen deze reukstoffen met zich mee; de grote Afrikaanse en Aziatische civetkatten schijnen echter de grootste portie te bezitten – zijn geen dieren die men zomaar in handen neemt. Het vervoer geschiedde doorgaans in een zak. Vandaar is het nog maar een kleine stap naar bovengenoemde uitdrukking; al te handige lieden zagen er geen been in civetloze katten in zo’n zak te stoppen en als goede reukstoffen-leveranciers te verhandelen. Knap de man die bij zo’n tamelijk wild en weerbaar dier in één oogopslag kon zien of deze al dan geen civet kon produceren. Tegenwoordig speelt civet nog sporadisch een rol in de parfumindustrie, zij het dan sterk verdund en uitsluitend om de geur van verschillende parfums te accentueren – wat vooral de ‘zware’ reukstoffen ten goede schijnt te komen. Het grappige is dat het gebruik van deze parfums, en dus van civet, door de mens voor min of meer dezelfde doeleinden wordt gebruikt als door de oorspronkelijke eigenaren, namelijk als reuksignalen. De redenen die een paar honderd jaar geleden golden, gaan in deze tijd van water-en-zeep-hygiëne niet meer op. De geparfumeerde vrouw – of man – is het er in feite tegenwoordig alleen maar om te doen zich aan de omgeving kenbaar te maken, zo in de trant van ‘Hier ben ik’ of ‘Ben ik niet aantrekkelijker nu ik zo lekker ruik?’
Voor de civetkatten heeft het ongeveer dezelfde betekenis. Zoals de meeste dieren hebben ook zij een bepaald, vrij begrensd en meestal tamelijk klein woongebied. Op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen op dit terrein, een boom, een steen of iets dergelijks, speciaal aan de grenzen, plaatsen ze – en met de civetkatten doen dit zeer vele dieren – hun ‘geurvlag’. Hiervoor geldt dan zowel: ‘Dit is mijn terrein, blijf eraf’, als ‘Hier ben ik’ – het eerste gericht tot medeminnaars en andere indringers, het tweede tot eventuele echtgenoten of andere leden van gezin of familie.
De civetkatten of sluipkatten worden in een aantal onderfamilies en deze weer in vele soorten verdeeld. Hiertoe behoren onder meer de echte ►Afrikaanse civetkat, de ►genet of genetkat, de ►loewak en in mindere mate – sommige onderzoekers beschouwen ze als een aparte groep – de ►mungo’s of ichneumons en de daaraan verwante ►stokstaartjes. Het zijn allemaal lange, slanke, tamelijk kleine katachtige dieren met betrekkelijk korte pootjes en een staart die vaak net zo lang is als het lichaam.