Jan Simonsz Kruyff was stuurman. In 1626 had Compaen het, dom genoeg, in de baai van de latere haven van Sierra Leone (Freetown, West-Afrika) tegen twee Nederlandse compagnieschepen opgenomen en de kous op de kop gekregen.
Compaen tobde over het ondragelijke figuur dat hij bij de negers zou slaan als hij met vier schepen de rede moest ruimen voor twee. Hij stuurde zijn stuurman in zijn kapiteinsgiek, bemand met zes sierlijk opgedofte matrozen, naar de Nederlandse commandeur, de heer Schram. Kruyff wachtte een weinig vriendelijke behandeling. Schram ontving hem wel in de kajuit maar de zes maats moesten de gehele namiddag die het bezoek in beslag nam, in een stromende, tropische regen in de sloep blijven. Kletsnat werden zij van buiten, maar de mannen van Schram’s Hollandia zorgden er voor dat zij van binnen met zoete wijn werden gevuld "opdat se klappen souden." Het bezoek haalde niets uit. Schram verzocht Compaen van verdere praat verschoond te blijven.