Pieter Jansen was een boekanier rond 1672.
Alias Peter Johnson. Nam met tien volgelingen een Spaans schip van 18 stukken. Plunderde met dit schip, al gauw bemand met een honderd Engelse en Franse desperado’s, de scheepvaart rond de Cubaanse kusten.
Zeilde, moe van de lastige Franse flibusters, naar Jamaïca voor een pardonbrief, ankerde in Morant Baai, maar een tornado blies zijn schip tegen de kant. Moest zich voor het hof verantwoorden. Hief direct na de vrijspraak met de rechters het glas. Maar gouverneur Sir Th. Lynch, net in functie, beweerde dat Jansen voldoende streken op zijn geweten had om honderd eerlijker lieden aan de galg te brengen en beval een nieuw onderzoek. Werd direct na de zitting opgeknoopt, "betreurd alsof hij de braafste en onschuldigste martelaar uit de eerste tijden van het Christendom was geweest," noteerde Lynch verbaasd. Deze tweede zitting was volstrekt illegaal en Lynch werd vanuit Londen berispt vanwege zijn overhaast en laatdunkend gedrag.