Jacob van Heemskerck was een vlootvoogd. Held van de overwintering op Nova Zembla en reizen naar de Oost.
Tevens van de wederrechtelijke verovering van de Portugese kraak Santa Catharina voor de kust van Johore (1604) waarvoor hij een buitgeld van f. 31.000,- ontving. De totale waarde van de prijs bedroeg f. 3.000.000,-. Er werd danig over de rechtvaardiging van de daad gekrakeeld en tenslotte de jurist H. de Groot (1583-1645) alias Grotius gvraagd de verovering te verdedigen. Dit leidde tot het geschrift De Iure Praedae ("Over het recht van de buit", 1605); het 12e hoofdstuk hieruit werd in 1609 gepubliceerd onder de titel Mare Librum, sive de iure quod Batavis competit ad Indicana commercia Dissertatio ("De Vrije Zee, verhandeling over het recht dat de Hollanders toekomt om handel te drijven op Indië"). Op deze wijze kwam de rechtsgeleerde tot zijn beroemde doctrine van de vrijheid ter zee. De buit van drie miljoen bleef in de Nederlanden. Van Heemskerck was inmiddels met eervolle statie ten grave gedragen.