Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zwager

betekenis & definitie

aangetrouwde broer.

aangetrouwde broer van iemand, hetzij als echtgenoot van een zus van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenote of haar echtgenoot; in het geval van een gelijkslachtig huwelijk ook hetzij als echtgenoot van een broer van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenoot of haar echtgenote.

Voorbeelden:
Die zwager die niet meer drinkt is eigenlijk een droogstoppel; daar gaat dhr. X niet meer heen.
http://www.drugsbase.com/

De zwager kon geen kinderen krijgen, en de zwager ging zich afgewezen en jaloers voelen, zich afzetten tegen M. Op den duur waren ze geen vrienden meer, maar negeerden elkaar.
http://members1.chello.nl/~a.groenendijk/kind.htm

Bij een zwager in Friesland zaagde hij kort daarop zijn eerste berkenstam uit de houtwal.
http://www.muziekfederatie.nl/, 2001