Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

zuurpruim

betekenis & definitie

chagrijnig, zuur persoon.

iemand die zure opmerkingen maakt en chagrijnig is; chagrijnig, zuur persoon.

Voorbeelden:
Dus besloot ik me nog intenser op andere dingen te gaan richten, want ik wilde vermijden dat ik van ergernis een zuurpruim zou worden.
De Standaard, 1996

Een zuurpruim van middelbare leeftijd had hooghartig op zijn betaling gewacht, zonder ook maar een vinger uit te steken naar zijn boodschappen, zodat hij de zakdoek voor zijn gezicht gedwongen weg had moeten stoppen.
Peter Terrin, Blanco, 2003

Die zondagavond, op de achterbank van de stationwagen gezeten, de plaats waar mijn broer en ik normaal gezien, onzichtbaar vanuit de achteruitkijkspiegel, handen en vingers opstaken naar de voorbijrijdende Mercedessen vol zuurpruimen die van een weekendje aan de kust terugkeerden; op die plaats ging ik nu doodstil zitten en nam ik plechtig mijn nieuwe boek ter hand.
Saskia De Coster, Saskia De Coster in De Morgen, 2004

Veel Hongaren waren met zuurpruimen getrouwd.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

< >