Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zenuwpees

betekenis & definitie

iemand die van nature zenuwachtig is.

iemand die van nature zenuwachtig of snel zenuwachtig is; nerveus persoon; zenuwlijder.

Voorbeelden:
'Zo'n viespeuk die haar handen vol slijm en bloed afveegt aan haar t-shirt zou ik niet in de praktijk willen hebben. Bovendien komt die dame in het filmpje nogal in paniek de stal binnen rennen. Zo'n zenuwpees zou ik als boer niet op mijn bedrijf willen hebben.'
Meppeler Courant, 1995

Op mijn rug drijf ik lui in het water, in een baaitje voor het onbewoonde Dog's Island. En ik weet: zo moest het altijd zijn. Deze zenuwpees heeft eindelijk rust gevonden. Een week zeilen in de Caraïben heeft wonderen gedaan. Voor lichaam en ziel.
De Standaard, 1996

De manieren waarop meneer H. en mej. S. orde hielden waren de klassieke trucs die door alle tirannen worden toegepast. Ze berusten op systematische vernedering van individuele slachtoffers en collaboratie van de meerderheid. De slachtoffers waren of potentiële dwarsliggers - kinderen die duidelijk intelligenter waren dan de leerkracht, bijvoorbeeld - of de zwaksten in de klas, de geboren zondebokken: uitzonderlijk lelijke kleine meisjes of buitenlanders of zenuwpezen met moeilijkheden thuis.
NRC, 1994

Ik kon geen beet door mijn keel krijgen. "Zenuwpees", lachte mijn dochter. De kinderen amuseerden zich met mijn nervositeit.
Paul Koeck, Berthold 1200, 1979

De hemel klaarde op voor Wymeersch. "Ik dacht dat ík de domste van de wereld was, maar dat bleek niet zo", zei Erik, altijd goed voor sterke one-liners. "Een atleet is als een wagen. Je moet alles hebben: een carrosserie, benzine, een boordcomputer. Die ontbrak duidelijk bij die Griek. Hij reed met een Volvo uit de jaren '60, vermoed ik." Wymeersch (volgens hemzelf uiterst kalm, volgens de rest van de Belgische delegatie één zenuwpees) zag meteen geen reden meer voor nervositeit. "Ik was zeker van een medaille", zei hij. Welke het zou worden, was lange tijd onduidelijk.
De Standaard, 1996

< >