grote vogel met lange gebogen snavel.
grote, onopvallend gekleurde vogel met een zeer lange, dunne en omlaaggebogen snavel, lange dunne poten en in de broedtijd een melodieuze zang, die zich vooral in vochtig grasland ophoudt.
In de wetenschappelijke taal ook in het meervoud van toepassing op het geslacht der wulpen
Voorbeelden:
Ergens gorgelde een wulp met heldere u-klanken.
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980
De wulpen die hun nest in een afgebrand bos maken, vinden daar onvoldoende eten voor hun jongen.
De Standaard, 1996
Vooral de wulpen zoeken moeilijkheden. Zij zoeken in de afgebrande bossen hun oude broedplaats weer op en bouwen daar een nieuw nest. Volwassen vogels kunnen grote afstanden overbruggen, op zoek naar insecten.
De Standaard, 1996
Van Petten tot IJmuiden loopt een netwerk van kleine, smalle weggetjes door het gele duin, waar de konijnen hollen en de wulpen joelen.
Renate Rubinstein, Twee eendjes en wat brood, 1981