(tamelijk, lekker) warm.
warm; tamelijk, behoorlijk warm; vaker met duidelijk affectieve betekenis: aangenaam, lekker warm.
Voorbeelden:
Tussen deze spullen ligt een kat, een lapjeskat met een gebroken oor. Ze ligt nu eens hier, dan eens daar, de ene keer languit, de andere keer warmpjes opgerold.
NRC, 1994
Gelukkig wordt zij uit de zee gered als de hond Anax zijn baas waarschuwt. Een uur later zitten zij warmpjes bij het haardvuur te praten over schilderles volgend jaar en een reis naar India om het Boeddhisme te onderzoeken.
NRC, 1993