Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vliegtuigbouwer

betekenis & definitie

bedrijf waar vliegtuigen gebouwd worden.

Voorbeelden:
Bij huiszoeking in de Brusselse kantoren van de Franse vliegtuigbouwer Dassault heeft de gerechtelijke politie gisteren een briefwisseling tussen Dassault en voormalig minister van economische zaken Willy Claes in beslag genomen [...]. De Franse vliegtuigbouwer haalde in 1989 een contract binnen voor modernisering van Belgische F-16-straaljagers.
NRC, 1995

De overheid wilde wel bekijken of ze Fokker overbruggingskredieten kan toestoppen. Volgens de Nederlandse minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ad Melkert, moeten die de noodlijdende vliegtuigbouwer of tenminste delen ervan draaiend houden.
De Standaard, 1996

< >