leenman.
in het middeleeuwse, feodale leenstelsel: iemand die een leen zoals een grondgebied, heeft ontvangen van een leenheer aan wie hij in ruil zekere prestaties en militaire bijstand is verschuldigd in een persoonlijke band van trouw; leenman.
Voorbeelden:
Boeren moesten een deel van de opbrengst van hun eigen stukje grond afstaan aan hun directe heer, en tijdens een deel van het jaar diens land bewerken. Die heren waren meestal leenmannen (vazallen) van een hogere heer, die zelf weer vazal was van een andere leenheer of van de suzerein (leenheer die zelf geen leenman is).
http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Rechtsfilosofie/RFgent-0.htm, 1997
Naarmate het Franse koninkrijk zich steeds minder kon doen gelden in deze streken, ontwikkelde Vlaanderen zich tot een min of meer zelfstandige staat, ondanks het feit dat de Graaf van Vlaanderen steeds vazal is gebleven van de Koning van Frankrijk en later zelfs eveneens van de Duitse Keizer.
http://user.online.be/~oll05141/vl/geschiedenis.html