Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

varkensboer

betekenis & definitie

iemand die varkens houdt.

iemand die varkens houdt voor zijn beroep; varkenshouder.
In toepassing op iemand die uitsluitend varkens houdt, maar ook wel in toepassing op kleinere varkensboeren met een gemengd bedrijf waar bv. ook runderen worden gehouden.

Voorbeelden:
Belgische varkensboeren dreigen binnenkort met een tekort aan biggen te kampen wegens de invoerbeperkingen uit Duitsland en Nederland.
De Standaard, 1997

Dat de varkenspest de grens nadert, doet ook in Wuustwezel de ongerustheid toenemen. In de gemeente zijn 130 varkenshouders gevestigd, samen goed voor 130.000 varkens. De meeste varkensboeren hebben een gemengd bedrijf en houden ook runderen. Grote varkenshouders streven naar gesloten bedrijven, om het risico op besmetting te beperken.
De Standaard, 1997

Het plan is de eerste concrete uitwerking van het nieuwe plattelandsbeleid dat de ministers Brinkhorst en Pronk voorstaan. Zij willen de intensieve veehouderijen verdrijven uit kwetsbare natuurgebieden en uit de randzones van dorpen. Varkensboeren mogen alleen nog in zogenoemde ontwikkelingsgebieden uitbreiden.
de Volkskrant, 21 februari 2002

Varkensboer scharrelt met scharrelvlees. Tien procent van het scharrelvarkensvlees bij de slager is geen scharrelvlees. Dit varkensvlees is geproduceerd door zogenoemde bufferbedrijven die niet aan de scharreleisen voldoen. Scharrelvlees levert varkensboeren ƒ 1 per kilo meer op dan het vlees uit de bio-industrie.
Algemeen Dagblad, 2000