Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vakantieganger

betekenis & definitie

iemand die op vakantie gaat.

Voorbeelden:
Maar nu, in het daglicht, ontdekt ze slechts vakantiegangers die met bagage naar auto's zeulen.
Kees van Beijnum, De vrouw die alles had, 2002

Het terras van 'De Kroon' zat vol vakantiegangers: taterende vrouwen, meestal rood als kreeften, en beroesde mannen, die hun melkwitte benen onder eikehouten tafels poogden te verstoppen.
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980

Wij, als Vereniging van ANVR Reisagenten, willen ons collectief onderscheiden van andere verkooppunten van reizen door een bepaalde kwaliteitsgarantie te bieden aan u als vakantieganger.
http://www.anvr.nl/ANVR/openbaar/anvr/anvr_fs.html

Tijdens de zomer van 1999 zorgde ik gedurende een week mee voor de animatie van vakantiegangers (vooral jongeren) op de IC-camping te Nieuwpoort.
http://users.pandora.be/ingedecleyn/