iemand die uitgestoten is.
iemand die uitgestoten is; iemand die ergens niet bij hoort; iemand die uit een bepaalde groep, een gemeenschap verstoten is.
Voorbeelden:
In het leven van Jezus is sprake van een voortdurende aandacht voor armen: behoeftigen, uitgestotenen, mensen die zijn vastgelopen, figuren aan de rand van de samenleving.
http://www.xs4all.nl/~dap/Pagina%27s/Kersttoespraak%201997.html
Jane als uitgestotene, verworpene, vernederde, die door een avonturier fataal aan de wanhoop was prijsgegeven en die door zijn schuld haar ondergang tegemoet trad.
Bruno Bartels, De baan van gaan en gissen, 1983
Even kreeg ik weer dat gevoel van de uitgestotene wie dit alles ontzegd blijft, omdat hij in eigen en andermans hoge verwachtingen gevangen zit.
Bruno Bartels, De baan van gaan en gissen, 1983