Het begrip trainer heeft 5 verschillende betekenissen:
1) iemand die anderen traint.
iemand die een ander of anderen begeleidt in het aanleren of verbeteren van bepaalde vaardigheden; iemand die een ander of anderen traint in een vaardigheid.
2) sporttrainer.
iemand die voor zijn beroep of ook wel uit liefhebberij een sportploeg of individuele sporter traint; iemand die een sportploeg of een individuele sporter op technisch en tactisch gebied begeleidt; oefenmeester; coach.
3) iemand die dieren traint.
iemand die dieren traint; africhter.
4) toestel om op te trainen.
toestel dat dient om lichamelijke oefeningen op te doen; toestel om op te trainen.
5) modelvliegtuig.
handzaam modelvliegtuig dat vaak wordt gebruikt door beginnende hobbyisten.