handtrom met bellen.
muziekinstrument dat bestaat uit een houten of metalen hoepel die bespannen is met een trommelvel en aan de rand voorzien is van belletjes of rinkelende schijfjes; handtrom met bellen.
Om het instrument te bespelen, houdt men het in een hand en trommelt of slaat men met de vingers van de andere hand. Ook kan men ermee zwaaien of rammelen om de belletjes of schijfjes te laten rinkelen.
Voorbeelden:
De tamboerijn kan worden vergeleken met een handtrom, maar is aan de rand voorzien van schellen. Ze rinkelen mee bij het slaan of schudden van de tamboerijn. Men kan ook met de hand op het vel slaan.
http://users.pandora.be/dirk.viaene/muziek1.htm, 29 december 2002
Verderop wordt getrommeld en danst een meisje in een Indiaas baadje op blote voeten in het gras terwijl ze op een tamboerijn slaat, die ze naast haar geknakte en afgewende hoofd houdt.
Robert Anker, Een soort Engeland, 2001
Er werden plaatjes uit tijdschriften geknipt en in schriftjes of op stukjes karton geplakt, er werden bouwwerkjes vervaardigd van lucifers en er werden volksliedjes ingestudeerd ('daar zat een aapje op een stokje achter moeders keukendeur'), instrumentaal begeleid door tikjes tegen de triangel en klapjes op de tamboerijn.
Jeroen Brouwers, Winterlicht. Een vergeetboek, 1984
Begin twintigste eeuw noteert de Belgische schrijver Camille Poupeye in Pesjawar: Eén van de drie vrouwen neemt een tamboerijn, en laat met haar roodgekleurde handpalm de kleine cymbaaltjes gonzen.
http://www.bellydance.be/boek.html