iemand zonder talent.
iemand zonder talent; iemand die absoluut geen talent heeft.
Voorbeelden:
'De biografie acht ik een even schandelijke als schadelijke vorm van literatuur, prutswerk voor talentlozen.'
Rico Bulthuis, De koorddanseres en andere herinneringen, 1985
De uitschakeling van Casper van Dam op de 100 vlinder was niet zo verrassend. De tijd van 56,54 in de serie (40e) deed iedereen, de zwemmer incluis, de rillingen echter over de rug lopen. Dan blijf je bijvoorbeeld Binad Abdikari, die met 1.13,79 een schitterend Nepalees record zwom, nog wel voor, maar val je toch in de categorie flierefluitende vakantiegangers of talentlozen.
Meppeler Courant, 1994
Zoveel als je je eigenwaarde van andermans oordeel af laat hangen, laat je het maar uit je hoofd hard over anderen te oordelen. Het allerergst aan eerlijkheid zou dat kleine risico zijn, dat jij zélf de talentloze blijkt.
http://curvers.wordpress.com/2011/05/18/gevorderd-excuseren/, 18 mei 2011
Trainen is voor de talentlozen. Toch ga ik morgenochtend hardlopen.
http://twitoaster.com/country-nl/coen/trainen-is-voor-de-talentlozen-toch-ga-ik-morgenochtend-hardlopen/, 27 februari 2011
Hij wil te allen prijze de schoonheid van muziek duidelijk maken. Aanvankelijk is dat een hopeloze zaak. Leerlingen slagen er amper in enkele maten de juiste toonhoogte te houden. Voor Glenn Holland is dat op de duur geen probleem. Hij neemt sommigen individueel onder handen en boekt daarbij resultaat. Daarbij nogmaals onderstrepend dat vooral in de filmwereld talentlozen toch plots talent bezitten.
De Standaard, 1996
Hij kent zijn punten in de binnenstad, dat moet gezegd: La Réserve, het Hôtel des Indes, waar hij door de hal mag paraderen en om een vuurtje vragen, hij draait zijn rondjes in Pulchri, waar de talentlozen rondhangen.
Willem Brakman, Gesprekken in huizen aan zee, 2002