Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

stadhuis

betekenis & definitie

bestuurlijk gebouw van een stad.

gebouw dat dient als centrale plaats waar de administratieve diensten van een stad werken, waar de gemeenteraad vergadert en waar het college van B en W of het schepencollege zetelt.

Voorbeelden:
Aan het stadhuis hingen Belgische en Franse driekleuren.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983

Ik wilde mooie tekeningen maken en grote schilderijen, daarmee in het stadhuis hangen, waaraan de mensen zich zouden vergapen en zeggen: 'Weet jij wel wie dat heeft gemaakt! Het zoontje van de Hongaarse weduwe!'
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

Als je dan tenslotte de trap van het vliegtuig naar China opklimt, de definitieve handtekening bij de notaris plaatst, het jawoord mompelt in het stadhuis of voor de rechter, bevind je je alweer in een heel andere positie.
Renate Rubinstein, Twee eendjes en wat brood, 1981