Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

stadhouder

betekenis & definitie

plaatsvervanger van een landsheer.

man van adel met bestuurstaken, van origine als plaatsvervanger van een landsheer; adellijke plaatsvervanger van een landsheer (een vorst van een klein gebied), zoals vroeger in allerlei andere landen of bijvoorbeeld in de Bourgondische Nederlanden; later ook: hoge adellijke functionaris met een machtspositie en functie die vergelijkbaar is met die van de plaatsvervangers van de oude landsheren, zoals bijvoorbeeld in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Voorbeelden:
De Republiek der Nederlanden was namelijk een hoogst eigenaardig land. Het had na 1650 geen Habsburgse of Bourgondische landsheren meer, maar op twee periodes na nog wel stadhouders, oftewel plaatsvervangers.
De Standaard, 1996

Nederland blijft nog een paar eeuwen een republiek terwijl de Oranjes stadhouders blijven, totdat ze in 1702 zijn uitgestorven [...]. Maar dan. Er staat weer eens een oorlog voor de deur en niemand voelt zich geroepen om het heft in handen te nemen en flink om zich heen te slaan. De gewesten weten niks beters te verzinnen dan opnieuw een Oranje op te sporen en die meteen te bombarderen tot stadhouder.
http://utopia.knoware.nl/users/propriac/archief/010217.html, 2001-2002

Eerst was er de patriottenbeweging die tijdens de jaren 1780 Willem V's gezag ondermijnde. Dan volgde het grote revolutionaire geweld: in 1793 vielen de Franse legers de Republiek binnen. Twee jaar later zag de stadhouder zich genoodzaakt met zijn familie naar Engeland uit te wijken.
De Standaard, 1995