Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

sporter

betekenis & definitie

iemand die sport.

iemand die aan sport doet, voor zijn beroep of uit liefhebberij; sportbeoefenaar.

Voorbeelden:
Sportorganisaties constateren dat steeds meer mensen met een handicap besluiten te gaan sporten. Ook het Nationaal Fonds Sport Gehandicapten (NSFG) merkt de toename in het aantal sporters.
http://www.do.nl/nieuwsklok/w0215.htm, 2002

In Nederland mag een sporter die bij een bond is aangesloten geen individuele sponsers hebben.
De Standaard, 1996

Bromantan verdoezelt het gebruik van andere verboden middelen en tijdens de Olympische Spelen in Atlanta werden er enkele sporters op betrapt.
De Standaard, 1996

'Omdat het leren mij gemakkelijk afgaat hoop ik voldoende tijd over te houden om ook als sporter te presteren'.
Meppeler Courant, 1994

Een sporter die aan de top staat blijft ook trainen om er volgend jaar weer te staan.
Meppeler Courant, 1996

Jonge sporters zijn extra kwetsbaar omdat hun lichaam nog in volle ontwikkeling is.
http://www.redcross.be/nl/vooru/voru2142.htm