Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

speelgoedwinkel

betekenis & definitie

speelgoedzaak.

winkel waar speelgoed verkocht wordt; winkel waar men speelgoed kan kopen; speelgoedzaak.

Voorbeelden:
De concurrentieslag om de speeltijd van de kinderen nam de jongste jaren dramatische vormen aan [...]. "Pc- en cd-rom-producten verhogen hun marktaandeel. De kleinhandel, onder meer de traditionele speelgoedwinkel, beleeft harde tijden."
De Standaard, 1996

Om inspiratie op te doen, trokken we naar de speelgoedwinkel. Aangevoerd door hun kleintjes, zie je daar ouders piepkleine poppenhuizen bestormen of ongegeneerd de uitgestalde xylofonen en knikkerbanen uitproberen. Speelgoed: het is er ook voor de grote mensen.
De Standaard, 1996

De kunststof tolletjes zijn, na de Flippo's en de Pokémon-kaarten, de nieuwste rage op de schoolpleinen [...]. Ze zijn te koop in de speelgoedwinkel, mét lanceerinstallatie.
Algemeen Dagblad, 2003

Ik wandel straks de koele bibliotheek uit naar een speelgoedwinkel om een groot pluchen beest voor je te kopen.
NRC, 1995

< >