Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

slijk

betekenis & definitie

natte, kleverige, glibberige grond.

natte, kleverige, glibberige grond.

Voorbeelden:
Een baggerboot haalt het slijk van de bodem van de rivier.
Erik Vlaminck, Dekherinneringen, 2000

De meeste putten waren dichtgegooid met slijk en overgroeid met struikgewas.
De Standaard, 1996

Zo zie ik hoe mijn voeten, mijn sandalen, onder een zwartgrijze korst zitten. Ook mijn broekspijpen, met de afdrukken van mijn knieën, staan stijf van het slijk.
Clem Schouwenaars, Gras, 1982

Wanhopig schatte ik hun leeftijd een paar doorkomsten lang op zeventien, maar ik herkende er meer en meer - het was mijn veteranenwedstrijd. Er was regen, storm, slijk, echt Vlaams koersweer, wat mijn woede alleen maar groter maakte.
Tim Krabbé, 43 Wielerverhalen, 1984

En toen, die glorieuze dag dat Koens vader zijn wagen parkeerde voor mijn hut, het slijk van de velgen veegde en me op de rug klopte: 'Mijn zoon, eindelijk heb ik je teruggevonden.' En, meewarig, stil voor zich uit starend: 'Ik dacht, om eerlijk te zijn, dat je overleden was.' Toen, zijn bemodderde schoenen fixerend: 'Het wordt tijd dat ik opstap.'
Boris Todoroff, Een ballon van wijsheid, 2002

< >