Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

sigaret

betekenis & definitie

rookartikel.

rookartikel dat bestaat uit een rolletje fijngesneden tabak en een omhulsel van dun, wit papier.

Voorbeelden:
In 1900 was meer dan 80 procent van alle tabak die in Europa geconsumeerd werd pijptabak en maar 12 procent werd geconsumeerd in de vorm van sigaretten. In 1914 was deze verhouding al bijna 50-50. Door de twee Wereldoorlogen werd deze trend alleen maar voortgezet, en vandaag de dag wordt meer dan 90% van alle tabak gerookt in de vorm van sigaretten.
http://www.studiant.be/g2jp/html/geschie2.htm, 2003

Daar ging ik zitten op het warmste plekje op de neplederen fauteuil en ik trakteerde mezelf op een sigaret en vuur.
Herman Brusselmans, Mank, 2002

Om de twee uur vermoordt de sigaret ten minste één landgenoot.
De Standaard, 1996

Jongeren die per brief of e-mail persoonlijk worden aangesproken op hun rookgedrag, zijn meer geneigd te minderen of te stoppen dan jongeren die alleen via algemene voorlichtingsprogramma's op school worden gewezen op de gevaren van sigaretten.
de Volkskrant, 14 oktober 2003

Een jonge bleekneus neemt een laatste haal van zijn sigaret, blaast een grijze wolk de lucht in, snuift enkele malen, knijpt de peuk plat, gooit ze op de grond en plet ze met zijn voet.
Peter Pauwels, Fumée d'observations, 1997

Dat je geen monocle meer kon dragen, dat had Eduard van zijn vader geleerd. Maar daarom was het nog niet verboden een sigaret uit een lang zilveren pijpje te roken, een sigaret liefst van het merk Brochess of Batchari. Dat was een 'extravagance' die Eduard zich niet ontzeggen liet.
Louis Ferron, Het overspelige gras, 2002