langharige jachthond.
oorspronkelijk uit Groot-Brittanië afkomstige, langharige jachthond met een zijdeachtige vacht en laag aangezette, lange oren die van oorsprong werd gebruikt bij de jacht op vliegend wild en tegenwoordig in Nederland en België vanwege zijn vriendelijke karakter voornamelijk wordt gehouden als huisdier.
Voorbeelden:
Op de achterbank lagen een paar laarzen waar kluiten modder aan kleefden, en een groezelige deken die onder de haren zat. Voor de hond, zei hij maar excuseerde zich niet voor de stank. 'Woon je buiten?' Hij knikte. 'Wat voor hond is het?' 'Een setter.'
Kristien Hemmerechts, Alle verhalen, 2001
Nadat Dam in augustus 1992 in de put was gevallen, gaf hij geen enkel teken van leven meer. Diez had zijn viervoeter opgegeven toen, enkele dagen geleden, een van zijn buren signaleerde dat er geblaf uit de put weerklonk. Met de hulp van vrienden daalde Diez in de put af waar hij door Dam kwispelstaartend begroet werd. De bastaardhond, een kruising van een setter en een pinscher, had slechts enkele kleine wonden van zijn langdurig gevangenschap, aldus Diez.
De Standaard, 1996
Het woord Setter is afgeleid van "setting dogs", honden die het wild als het ware biologeren, waardoor het niet uit de dekking opspringt of opvliegt.
http://www.wildpromotie.nl/jagerslatijn/engelsesetter.htm