beschermend kledingstuk.
kledingstuk dat iemand voordoet om zijn andere kleding te beschermen, vaak tijdens het bereiden van voedsel, en dat meestal voor het bovenlijf hangt, met een lus om de nek zit en op de rug wordt vastgeknoopt.
Voorbeelden:
Zij trekt ook nu weer haar schort aan en gaat water opzetten voor onze koffie.
Clem Schouwenaars, Danny, 1978
De gastvrouw deed haar schort af, trok met een vlugge handbeweging op haar heupen haar opgekropen jurk naar beneden en kwam met een glimlach naast Lin staan.
Oek de Jong, Hokwerda's kind, 2002
Ze droeg een schort met op haar dikke borst het logo van de supermarkt waar ze werkte.
Stefan Brijs, Arend, 2000
Ze zette de vaat ondersteboven in het druiprek, wreef haar handen in met uierzalf en knoopte haar schort los.
Erwin Mortier, Mijn tweede huid, 2002
Mathilde had haar schort omgedaan, en we wachtten op onze eerste patiënt.
Marek van der Jagt, Gstaad 95-98, 2002
Zij heeft integendeel niets anders gedaan dan over en weer draven. Geen tijd om haar schort uit te trekken. Altijd maar op-en afdienen. Zwetend en jagend zoals het hoort.
Clem Schouwenaars, Gras, 1982
Als ze het schort had vastgemaakt, ging ze weer zitten.
Henk Romijn Meijer, Oprechter trouw, 2001
In de keuken doe ik een schort voor en haal groenten uit de laden van de kast, pak eieren, pasta.
Chaja Polak, Liefdesmeer & andere verhalen, 2003