Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

schacht

betekenis & definitie

Het begrip schacht heeft 13 verschillende betekenissen:

1) kokervormig aangelegde holte.
meestal verticale kokervormige holte die in een gebouw of een andere constructie is gemaakt voor uiteenlopende doeleinden, vooral voor het transport van zaken zoals een lift of afval in een hoog gebouw; soms ook: niet-verticale koker, zoals de boring voor de aanleg van een tunnel.

2) toegang tot een mijn.
diepe, kokervormige uitgraving die toegang geeft tot de ondergrondse gangen van een mijn.

3) natuurlijke holte in de bodem.
diepe, kokervormige holte van natuurlijke oorsprong in de bodem, zoals bijvoorbeeld een krater.

4) koker voor leidingen.
dunne koker, vaak uitgespaard in de wanden van een gebouw of een machine, die bestemd is voor het doorvoeren van elektrische leidingen, een waterleiding e.d.; koker voor leidingen.

5) omhulsel van zenuwen of pezen.
tunnelvormig weefsel dat een zenuw, een pees of een haarwortel omhult; omhulsel van zenuwen, pezen of haarwortels.

6) handvat e.d..
onderdeel van sommige gebruiksvoorwerpen of wapens dat dient om het voorwerp vast te nemen of vast te hechten, zoals bijvoorbeeld de stok van een rijzweep, de opstaande stok waaraan de vloeien van een anker vastzitten, het heft van een mes, de handgreep van een wapenstok of de stang waarmee een slijpstift in de machine vastzit.

7) middenstuk van een voorwerp.
middelste gedeelte van een voorwerp dat lang en relatief dun is, en niet zelden ook over de hele lengte hol, en dat aan de beide uiteinden een andere vorm heeft dan in dat middengedeelte, zoals een kandelaar, een zuil, het deel van een pijl tussen de pijlpunt en de bevedering of een spaak van een wiel.

8) stuk van een lichaamsdeel.
middelste gedeelte van sommige lichaamsdelen die lang en relatief dun zijn, en niet zelden ook hol, en die aan de beide uiteinden een andere vorm hebben dan in dat middengedeelte, met name sommige botten, de penis en de clitoris.

9) deel van schoeisel.
deel van laars, schoen of kous dat de enkel en een stuk van het been daarboven omgeeft.

10) middendeel van vogelveren.
hard, dun, benig en hol middendeel van de veren van vogels dat vastzit in de huid en vanwaaruit de vertakking in baarden of zijtakken vertrekt; hoofdas en middendeel van een vogelveer.

11) voorhuid van een dier.
voorhuid van sommige mannelijke dieren, vooral van een reu of van een hengst.

12) beginnende student.
student die zijn studie maar net aangevangen heeft, in de regel tot bij de ontgroening, de zogenaamde schachtendoop.

13) nieuwe militair.
militair die net in dienst is en die daardoor gewoonlijk het voorwerp is van spot en plagerijen door oudere militairen.